Kapotte maatschappij
Ik zit in de trein naar Amsterdam, en ik besef me ineens hoe verpest de maatschappij is.
Iedereen in de coupé is aan het bellen, appen of verwoed door tinder aan het swipen.
Niemand kijkt op of om als de conducteur langsloopt, en met een nors gezicht geven ze hun vervoersbewijs af om die te laten scannen.
Daarna typen ze driftig verder.
Zodra er in of uit word gestapt, houd niemand de deur héél iets langer vast, ook al loopt er een persoon achter die slecht ter been is. De deur laat iedereen lekker dichtknallen.
Ik hoor 7 verschillende muziekstijlen, en ruik minimaal 4 verschillende luchtjes die om het kwartier (blijkbaar) op nieuw moeten worden opgespoten.
Op het moment dat ik opsta, en een exemplaar van de ‘Metro’ opraap, krijg ik verschillende blikken. Een meisje, innig verstrengeld met haar vriend, kijkt me vies aan. Alsof ik zojuist niet de krant, maar een hondendrol heb opgepakt. Haar vriend gunt mij een iets mildere blik, maar nog steeds afkeurend.
De man tegenover mij daarintegen geeft mij een compliment.
‘Wat fijn dat de jeugd nog aandacht besteed aan de krant, ik snap niets van die telefoons tegenwoordig’ en hij laat mij trots zijn pre-historische Nokia zien.
‘Deze begrijp ik nog nét’
Ik ben bij het station waar ik de trein moet verlaten. Ik glimlach naar de meneer, wens hem een fijne avond. ‘Insgelijks meis!’
Als ik de coupé uitloop houd ik het deurtje nét iets langer open en als ik de trein uitklim wens ik de conducteur nog een fijne dienst.