JUF JOKE (in de klas)
Weer of geen weer. Frank, de directeur van de Basisschool stond voor de deur en bleef staan tot het laatste kindje binnen was. Iedere morgen hoorde je zijn warme stem.
‘Mòoorgen!’ Zo verwelkomde hij de leerlingen, hun vaders en moeders. Ik denk dat er geen directeur te vinden is die dat deed of ooit zal doen.
Dat ik me zo goed voelde als vrijwilligster, lag ook zeker aan hem en hoe hij mij steeds liet weten dat ik zo welkom was.
Als ik met een probleem worstelde en hem vroeg: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ dan corrigeerde hij me meteen en zei: ‘Hoe gaat dat bij ONS!’ Ja.Ik hoorde erbij.
Mijn taak, als vrijwilligster, was het verzorgen van de boekhouding, de leerlingenadministratie en als ik eraan toe zou komen het opnieuw ordenen van de kasten en laden. Maar het meest genoot ik van de kinderen. Het leukste vond ik het, als Frank even afwezig was, en ik daarom werd ingeschakeld.
–
‘Juf Joke!…Juf Joke! U mòet komen! Gauw!’
Kennelijk was er geen tijd te verliezen want een paar kleintjes van groep 1/2 trokken me aan mijn trui mee.
Er had een kindje overgegeven. Invaljuf Liza wachtte me al op. Ze moest met het zieke kindje naar de keuken om haar schoon te maken en vroeg of ik even op de groep wilde passen.
Zo’n vijftien kleutertjes stonden rond het braaksel en wezen mij de stukjes die erin dreven.
‘Hier Juf, kijk nou! Ziéeelig hè?’ Nee joh, die daar is vééél erger!’
Ze zaten bijna met hun vingers in de drab. Hoe groter het stuk dat ze aanwezen hoe zieliger ze het kindje vonden. Het werkte op mijn lachspieren. Daar begrepen ze helemaal niets van…vond Juf het dan niet errrg?
Ja, dat vond Juf Joke ook. Ze vond het erg èn zielig. Ik probeerde het goed te maken door net zo bedrukt te kijken als zij.
‘Ik ga het gauw opruimen’ zei ik, en de kleuters volgden al mijn bewegingen met ernstige snuitjes.
Het was weer schoon, net als voorheen. Ze haalden opgelucht adem. Alsof het kindje ineens niet meer ziek was, gingen ze kwebbelend en huppelend naar hun plaats.
–
De kleuterjuf zou wat later komen en ik mocht de kleintjes opvangen. Toen alle kindjes in een halve kring voor me zaten, vroeg ik of ze een liedje kende dat ze héél erg leuk vonden. Nou, en of ze die kenden!
Ze waren het snel eens en gingen op hun stoeltjes staan. Ik dacht benauwd dat het al uit de hand ging lopen.
‘DAT MOET’, zeiden ze en dat kreeg ik pas door toen ze het helikopterliedje voor me zongen en met hun handjes rondjes draaiden boven hun hoofden.
Je zou ze toch opvreten, allemaal!
Joke van Zijl