Hartstochtelijk missen
Gek hè, zegt ze als ik net bij haar ben en we samen op de bank zitten. ‘Ik mis hem zo, het wordt eerder erger dan minder’.
Ze schiet vol. ‘Sorry’, zegt ze met dikke stem. Ik pak een zakdoek, wrijf even over haar schouder maar omhels haar niet. Ik weet niet goed waarom, kan het nauwelijks verdragen om haar zo verdrietig te zien. Voel me een slecht kind. Ze slikt haar tranen weg, vraagt of ik koffie wil.
Ze mist mijn vader hartstochtelijk. Zijn warmte, rustige stem, de blik in zijn ogen als hij trots op haar was. Het ongeduld waarmee hij haar uit huis trok voor een wandeling langs het strand of een fietstocht. Hup, frisse lucht. Zelf heeft ze die behoefte nauwelijks, blijft het liefst in huis.
Later die dag staan we in de tuin. Het is fris, alsof het elk moment kan gaan regenen. ‘Geef me de schep, ik graaf de struik uit’, zeg ik stoer. Je mooie laarzen, zegt ze. Ik wuif het weg. Mijn moeder geeft aanwijzingen, ik duw de schep met mijn laars diep de aarde in. Mijn moeder lacht, ik toon bravoure. Ik wil iets doen, wat ze graag wil veranderen, maar zelf niet meer kan. Ik schep en schep, gooi de aarde voorzichtig tussen de andere planten. De dode struik zit muurvast, samen trekken we eraan. ‘Bijna’, zegt mijn moeder. Nog een ferme klap op de wortels met de schep en hij is los. Triomfantelijk kijken we elkaar aan. Weer die lach.
Nu planten we samen de andere struik in het gat. Woest stampen we de aarde aan. Daarna pak ik de bezem, veeg zand en takjes bijeen. ‘Kijk je uit voor je rug’, zegt mijn moeder. Ze bukt om de stoffer op te pakken. ‘Nee, denk jij om je rug, ik doe het wel’, zeg ik dwingend. Snel rijd ik de groene bak weer langs alle tuinen naar zijn plek in haar voortuin. De wieltjes schieten alle kanten uit. Als ik de bocht om ga kantelt de bak even op een wiel.
Weer thuis, ruim twee uur reizen van mijn moeder, horen we het geluid van een boor. Getroffen kijken we elkaar aan. Wat een rot geluid. Zoon loopt naar buiten. Waar komt deze herrie vandaan? ‘Het is bij het huis van nummer 3′, zegt hij als hij weer binnenkomt, ‘dat huis wat leeg stond. Nou kan oma er niet meer wonen, roept hij verontwaardigd.