Man, sla je ogen neer

Ik zit in lijn 24, kriskras door het centrum van Amsterdam. Buiten schijnt het zonnetje hard door, al is het eind augustus. Ik ben dan ook nazomers gekleed. Een paar rijen voor mij zit een ouder echtpaar. De vrouw staart strak voor zich uit, hoewel ze zonder moeite uit het raam zou kunnen kijken. De halfomgedraaide man heeft echter een leuker uitzicht ontdekt. Mijn gekruiste knieën. En mijn bovenlichaam. Af en toe zie ik hem zelfs recht in de ogen. Niet dat dit een probleem schijnt te zijn.

Na een rit van wat 20 minuten zou moeten zijn staan ze beiden op. De Ruysdaelstraat. Samen schuifelen ze door het gangpad. Ik kijk stug vooruit, maar vanuit mijn ooghoeken neemt de man nog zoveel mogelijk van mijn lichaam in zich op. De gedachte van waaraan hij op dit moment wel niet denkt kap ik direct af. Als hij passeert werp ik hem een zo vernietigend mogelijke blik toe. Hij schrikt. Dan lacht hij – bijna uitnodigend – en draait zijn hoofd nog even om wanneer hij de tram verlaat. Met veel, heel veel moeite weersta ik de neiging mijn middelvingers op te steken.

Thuis kan ik het nooit aan mijn vriend uitleggen. De walging. De pure onmacht. De haat die vaak bijna omslaat in agressie. Hoe durven ze? wil ik tegen hem roepen. Hoe wagen ze het hun smerigste gedachtes zo open en bloot tentoon te stellen?! Ze hebben hun kleren dan nog wel aan, maar het kost ze schijnbaar moeite. Hun blikken willen zeggen: ‘Als mijn vrouw er niet bij was, dan…’. Of: ‘Als jij hier nou alleen was…’. Hoe halen ze het in hun hoofd om hun lust zó aan mij op te dringen? Ben ik dan geen waardig mens als ieder ander – een jonge vrouw – of alleen het speelding dat jouw gouden kruis in ontvangst mag nemen?

Die man laat me voelen of ik niets ben. Hij is niet de enige. Al sinds mijn twaalfde is deze frustratie bijna dagelijkse kost. In de supermarkt. Op het werk. In de winter of in de zomer – het maakt allemaal niet uit. Ik word gezien als niks anders dan vlees en bloed, gegoten in een vrouwelijke vorm. Aan alle mannen in Nederland: heeft je moeder je dan nooit geleerd dat staren onbeleefd is?