Zo. Die zijn we kwijt.
Zaterdag 8 september 2018. Een zucht van opluchting gaat door ons land. We zijn “even hard geweest”, aldus onze Mark. De wet is met succes naar de letter toegepast. Het recht heeft gezegevierd. Eer en vaderland zijn gered. We hoeven ons geen zorgen meer te maken over het wel en wee van twee kinderen die een bepaald papiertje niet hadden. Als ik de publieke opinie doorlees, lijkt het alsof we twee landverraders naar huis hebben gestuurd.
Ik had ook kunnen stellen dat ik zelfs na twee weken minutieus analyseren niets heb kunnen ontdekken wat deze twee kinderen in hun prille leven verkeerd zouden kunnen hebben gedaan. Ze hebben onze taal geleerd, onze leefgewoonten overgenomen, gingen naar school, trokken op met klasgenoten. Je zou toch zeggen dat dat een deugd is. Een nobele eigenschap. Toen ikzelf 12, 13 was, deed ik op vakantie in Italië niet anders. Ik leerde spelenderwijs de taal, luisterde naar de lokale radiozenders, respecteerde de siesta, trok met de plaatselijke jeugd op om een potje te volleyballen. Over landverraad gesproken: ik heb zelfs met de plaatselijke bevolking meegejuicht toen Italië in 1982 wereldkampioen voetbal werd.
Ja maar Oscar, in jouw geval is het vakantie, bij Lili en Howick gaat het om vestiging. Tuurlijk, groot gelijk. Lili en Howick hebben zich maar liefst negen jaar lang aangepast aan de gewoonten van een ander land. Voor mij duurde die uitdaging maar een paar weken. Daar is geen kunst aan. Als het tegenvalt, is het een kwestie van even de klok rondrijden over de Autobahn met de wetenschap dat er een veilig thuis op je wacht.
Maar goed, dat was vroeger. Als ik vandaag op YouTube kijk, schijnt de Nederlander in het buitenland uit te blinken in onaangepast gedrag. Regels lijken niet te bestaan, we weten alles beter, hebben altijd gelijk en doen nooit iets fout. Lange tijd heb ik gedacht dat we mensen die een toegevoegde waarde hebben voor ons land een warm hart toedragen. Maar helaas, ik heb het weer fout.
Enerzijds eisen we dat asielzoekers zich hier aanpassen. Hebben we eindelijk twee kinderen die een goed voorbeeld geven, sturen we ze weg. Omdat we het al dan niet hebben van een stukje papier belangrijker vinden. Het zijn gedachten die me boos, verdrietig en misselijk maken. Wat voor mij in een dergelijk geval werkt, is om ze op te schrijven. Dat heb ik dan dus bij deze gedaan. Onder het mom van “zo, die zijn we kwijt”.
(Mocht die laatste opmerking te beledigend zijn: sorry dat ik “even hard ben geweest”…)