(T)huis
Wat is thuis. Ik vraag het me al altijd af, sinds ik jong was en dit begrip niet begreep. Ik hoorde het woord en hoorde me vanaf toen ergens thuis te voelen. Maar ik voelde me niet thuis. Ik was thuis maar ik riep naar mijn ouders dat ik naar huis wilde. Ik lag in mijn eigen bed, en ik wilde naar mijn eigen bed. Ik was bij vrienden en wilde niet weg. Ik moest naar huis, ze wilde me uit hun huis maar hun huis was binnen één uur mijn thuis.
Nu zijn de scholen weer begonnen. De hogescholen en de universiteiten, niet meer op loop afstand. De volgende lading studenten zit in de trein met dozen op schoot. Ze verhuizen uit hun kamer, naar een kamer, met nieuwe mensen. Nieuwe steden, gelegenheden, uitgaan, binnen zijn en feesten. Niet meer thuis. Geen ouders die je nagels bijten. In het weekend ga je naar huis. Naar je ouders die je kleding wassen en je tassen pakken voordat je uit huis loopt en de vrijheid instapt.
Ik vraag me af waar ze zich thuis voelen. Ze zitten tegenover me, met een rugzak vol schone kleding, op hun telefoon, met de vrienden die ze een weekend niet gezien hebben. Waar is hun thuis? De asziel zoekers, de vluchtelingen, de zangeressen in hotelkamers, de vreemden voor mij die dit concept niet eens benamen – waar is hun thuis? Gebombardeerd en ondergewaardeerd, eruit geschopt en ontploft. De geschiedenis kruist met het hedendaagse en het fonkelt. Straatjongeren en dakloze, verscheurde foto’s is het enige wat van hun verleden over is. Jullie zitten in de trein naar huis maar jullie zitten mis. Ik vraag het maar, want jullie doen het niet: waar is thuis? En wat is dit?
Wat is thuis. Waar ben je veilig. Waar is rust heilig en sta je voor de kust op je blote voeten, krijg je een kus op je voorhoofd voor het slapen gaan. Waar slaap je het liefst. Waar heb je de mooiste dromen, en welk huis blijft een droom. Waar wordt je het liefste wakker. Ik lig er wakker van. Ik heb een huis waar ik soms woon. Ik heb een tent met een dromenvanger. Ik heb banken van vrienden en vreemden. Ik heb vliegtuig stoelen en nacht bussen in vreemde landen. Ik ben nergens thuis. Terwijl ik net zo goed overal thuis ben.