Een theelepeltje fantasie

Joëlle Mouwen 5 sep 2018

“Open je ogen”. Op het moment dat mijn oogleden elkaar langzaam loslieten en het eerste licht mijn netvlies raakte, voelde ik een intens gevoel van geluk. Ik zag een landschap met wuivende bomen, welke bloeiden alsof ze in geen jaren meer hadden gebloeid. Verre groene heuvels reikten als immense golven door naar de horizon, om daar vervolgens langzaam in te verdwijnen. Beekjes kabbelden rustig en zonder enige haast naar hun bestemming terwijl al het leven in de lucht vrolijk kwetterde. Ik voelde vredig gekriebel in mijn onderbuik en betrapte mijn mondhoeken erop niet te kunnen stoppen met omhoog krullen. Plotseling hoorde ik een dof gedreun in de verte, wat niet leek te passen met de zachtheid van de omgeving. Ik hoorde het weer, dit keer een stuk harder. Mijn glimlach maakte plaats voor een diepe frons en de vredige kriebel in mijn buik ontmaskerde zich plots in een onheilspellend geklop in mijn borst, realiserende wat er aan de hand was..

Ik werd met zo’n harde ruk uit mijn droom getrokken dat het bijna pijn deed. Nog steeds in herkenningsfase over het feit dat het zojuist maar een droom was, negeerde ik het bevel van mijn wekker en begroef ik mijn gezicht diep in mijn kussen. Ik verwonderde me even over de snurkcapaciteiten van mijn partner en vroeg me af of het meer als een startende motor of een kettingzaag klonk, voordat ik in de wekkersnurk-herrie besloot mijn lot te accepteren en maar op te staan. Mijn partner sliep gewoon door. Ook hiervoor nam ik nog even de tijd om me erover te verbazen en ik stapte vervolgens met half dichtgeplakte slaapogen mijn bed uit. Ik maakte zachtjes mr. Motorboot wakker, wierp nog een smachtende blik richting Bed en liep naar de keuken om thee te zetten. Even later stond ik aangekleed en wel met een dampende mok thee voor het raam en ik tuurde naar buiten, waar de duisternis eindelijk plaats maakte voor de opkomende zon. Met een schamele glimlach keek ik toe hoe de zon langzaam hoger de hemel in rees en zij de daken met een onschuldige vrolijkheid bedekte met een gouden laagje. Weer voelde ik even een kriebel van blijdschap, welke plots begon op te borrelen in mijn onderbuik en zich net als het kabbelende beekje uit mijn droom door mijn lichaam verspreidde. Tevreden dronk ik mijn thee op, brandde nog lelijk mijn tong, pakte vervolgens mijn rugzak en stapte vol goede moed op de fiets naar het station.

Wel vol haast natuurlijk. Want in optijd komen ben ik uiteindelijk net zo goed als in opstaan en oppervlakkig dromen.