Pubers ….

Station Alkmaar: twee jongens en een meisje ploffen bij mij neer op de vierzits-plek. 17 Jaar, schat ik, de leeftijd van mijn zoon. Mijn zoon is extreem gesloten… Met neutrale blik, maar met de oren gespitst, kijk ik uit het raam. Ze zijn onderweg naar Amsterdam en, naar eigen zeggen, behoorlijk zenuwachtig. Ze praten en lachen. Pffff, ik sluit me voor hun drukte af en droom weg. “Vindt u ook niet, mevrouw?”, hoor ik opeens naast me. Ik schrik op. “Ik heb helemaal niet geluisterd!”, zeg ik, naar waarheid. “Maar nu ga ik opletten!”. Vanaf dat moment is het veel lastiger me af te sluiten voor hun gesprek. Al snel begrijp ik dat de jongen naast me zijn OV-studentenkaart vergeten is. Er wordt overlegd wat te doen als de conducteur komt, uiteindelijk hopen ze maar dat dat niet zal gebeuren. Helaas, daar klinkt “Uw plaatsbewijzen alstublieft!”. Tegenover en naast me ontstaat een nerveuze stemming. Zelfs ik krijg het benauwd. Het duurt even voordat de conductrice bij ons is. ”Ik ben mijn OV-kaart vergeten”, zegt de jongen, eenvoudig. Hij bladert wat in zijn portefeuille, alsof hij zojuist tot die ontdekking is gekomen. De conductrice pakt opschrijfboekje en pen en noteert de gegevens van de jongen. “Waar ben je ingestapt?” “In Heiloo”, antwoordt hij. “Een enkele reis of een retourtje?” “Een retourtje”. Dan wordt de toon van de conductrice formeler: “Reizen zonder geldig vervoersbewijs geldt als een strafbaar feit. Ik moet u dan ook enkele vragen stellen. U bent niet tot antwoorden verplicht en u mag de hulp van uw raadsman of advocaat inroepen”. Ik schiet in de lach. Is dit een grap? Maar nee. Binnen enkele dagen zal een acceptgiro bij de jongen op de mat vallen met het bedrag van de reis plus een boete van 50 euro. De moeder in mij ontwaakt en ik hoor mezelf zeggen “Wel betalen, anders krijg je er nog een boete bij”. Van mijn zoon weet ik hoe hard die tieners voor hun centjes moeten werken. Ik bedenk me dat hij waarschijnlijk zijn reisgeld terug kan vragen bij de NS. De jongen haalt zijn schouders op. “Ik maak me niet druk, hoor”, zegt hij, nonchalent glimlachend. Stoer, onverschillig, maar o zo kwetsbaar. “Die uitgeschreven bon, dat is nu je treinkaartje, daar kun je mee terugreizen”, peper ik hem nog eens in, als ware hij mijn zoon. “Ja, maar ik heb Heiloo gezegd en ik moet naar Alkmaar, een station verder”. Daar heb ik niet van terug. Je denkt slim te zijn maar je bent het niet. Station Sloterdijk, ik zeg de jongelui gedag en stap uit. Pubers ….