Het groen is overweldigend
Ze sluit de poort van hun tuin, de stemmen van man en zoon verstommen. Het is rond half acht in de ochtend. Ze slaat linksaf het fietspad op, kijkt naar de glinsterende, groene bomen aan de overkant van de Waterbies. Het geeft haar een geruststellend gevoel, ze weet niet waarom. Het is stil, de temperatuur voelt subliem, ze hoort slechts het suizen van haar wielen.
Potjandosie, dit is goed. (potjandosie is het woord, dat ze zichzelf probeert aan te leren vanwege haar zoon, die elke zin onthoudt en herhaalt als een kleine papegaai). Zonder jas, blote voeten in teenslippers, benen gewichtloos. De zon staat nog laag. Ze glijdt het park in. De atmosfeer is fris, de geur van water en gras dringt in haar neus. Ze slaakt een diepe zucht, gaat de bocht om, ziet een reiger staan. Is hij echt? vraagt ze zich een seconde af. De reiger verzet zijn pootje, zijn zwarte kuif staat fier van zijn kopje af. De reiger doet haar denken aan de nachtburgemeester van Rotterdam…
Ze volgt de fietspaden door het Geinpark, is verbaasd over de schoonheid om zich heen. Om precies te zijn, het verbaast haar dat ze het ziet. Intens, zonder nare gedachten. Ze manoeuvreert tussen de laag hangende takken, knippert met haar ogen tegen de prikkende blaadjes, voelt de douw op haar hoofd druppen, het kriebelt. Het pad is hobbelig van de enorme boomwortels die het asfalt bijna doen openbarsten. Ze schiet omhoog, veert terug op haar zadel, passeert een rijtje knotwilgen. Tussen de wilgen door schittert zonlicht op het water van de kleine ven. Even is ze gedesoriënteerd door de intense stralen, die haar tijdelijk het zicht ontnemen. Ze slaat rechts af, haar ogen komen tot rust.
Het groen is overweldigend, ze voelt zich erdoor omringt. Boven haar hoofd de strakblauwe lucht. Ze is op weg naar het ziekenhuis voor onderzoek en vraagt zich af hoe ze zich op de terugweg zal voelen.