Lieve Loes
Ruim twee jaar geleden was de laatste dag dat ik Loes zou zien. Ze belde me op een maandagmiddag met het voorstel om in de stad af te spreken.
“Ik vroeg me af of we eens ergens uit eten konden gaan. In de zomer had je het over een tapasbar die je zo leuk vond, weet je nog?”
Ik vroeg haar vervolgens waarom ze met een anoniem nummer belde. Ze verklaarde dat haar smartphone in het toilet was gevallen. Pas later besefte ik dat het universum mij toen een ultimatum stelde.
Om half vijf stond ik op het station. Een kakofonie van piepende zolen op een marmeren ondergrond, snuivende neuzen in de smog-gevulde winterlucht en gebrom van de taxi’s op het stationsplein vulde de ruimte, terwijl ik, naast de Starbucks staand, de tijd probeerde te vullen met het tellen van de secondes voor onze ontmoeting.
Even naar buiten om een sigaret te roken, dacht ik. Zo begint het, denk ik, altijd; een simpele, dagelijkse handeling voorafgaand aan de beslissing die onherroepelijke consequenties met zich meedraagt. Ik zal niet pretenderen dat wat ik deed buiten mijn schuld lag, van bijzonder belang of begrijpelijk is. Ik tracht simpelweg een schets te maken van het monster dat voor duizenden met mij iedere dag om de hoek wacht.
Hij cirkelde rondjes over het plein op een witte fiets. Zijn lodderige ogen keken mijn kant uit en zijn houding sprak boekdelen. Ik had mij kunnen inhouden, maar iets in mij bewoog me om hem een klein knikje te geven. Dat was voor hem voldoende. Piepend kwam de man op mij afgefietst en eenmaal aangekomen sprak er een gulzig soort verlangen in zijn blik.
“Moet je hebben?” vroeg hij.
Ik hoorde mezelf zeggen: “Doe maar een twintigje kouwe.”
“Nee, niets van dat,” zei de man. “Heb wel dit.”
Hij haalde een sluitzakje tevoorschijn met een vreemd, bruin poeder.
“Doe maar dan,” zei ik, en greep het zakje beet.
Onder een bruggetje in de buurt schepte ik wat poeder op mijn huissleutel. Om acht uur ’s avonds zat ik daar nog steeds.
Lieve Loes, ik zweer je, als God vandaag de klok zou terugdraaien en ik daar weer op het station zou staan, zou ik het waarschijnlijk nogmaals zo doen.