Vallen en opstaan
Ik doe mijn hardloopschoenen aan. Haar in een staart, sporthorloge om, sleutels mee. In de lift zet ik mijn muziek aan, Julien Baker begeleidt me naar buiten.
I know myself better than anybody else.
Ik begin te rennen, in de hoop mijn hoofd leeg te krijgen. Het liefst zou ik eindeloos rennen, onderweg naar niets. Het is uit. Hoe harder mijn benen rennen, des te verder worden mijn tranen naar binnen geduwd. Het is uit. Niet aan denken, doorrennen.
And you’re gonna run, when you find out who I am.
Mijn benen doen pijn. Ik wil niet meer, maar moet van mezelf door. In elk geval tot het volgende bruggetje, de volgende straat, de volgende kilometer. Alles om dit gevoel kwijt te raken. Even later stop ik en met de gedachten komen ook de tranen terug. Ik wandel een stukje en lees op mijn sporthorloge: redelijk herstel. Van mijn hartslag wel te verstaan, de rest van mij is een grote bende.
You’re gonna run, when you find out who I am.
Ik ga zitten op een bankje en kijk om me heen. Een man is aan het hardlopen op blote voeten. Een hond zit achter een groep meerkoeten aan, zijn baasje roept tevergeefs. Ik sta weer op en wandel verder, te rusteloos om te blijven zitten. Er ligt een flyer van de gemeenteraadsverkiezingen op de grond. Ik zie direct van welke partij: zijn partij. Ik loop door en dan toch weer terug. Een opgeruimde wereld begint immers bij jezelf. Ik pak de flyer op, verfrommel hem in mijn hand en voel mijn frustratie. Nog maar even doorrennen.
You’re gonna run, it’s alright, everybody does.
Gedachten verdwijnen weer naar de achtergrond. Ik ren langs huizen, auto’s, mensen en geniet van de zon. Voor ik het weet zie ik mijn flat verschijnen. Ik besluit dat het genoeg is voor nu. Als ik de lift instap, trilt mijn sporthorloge. Ik kijk en zie een lachend hartje: goed herstel. Ik kijk in de spiegel van de lift en denk bij mezelf: dat is dan tenminste één hart dat vandaag lacht.