Open dag
Nog nooit heb ik mijn collega Jannie zien huilen maar vandaag wel.
‘Al jaren bak ik de poffertjes,’ snottert ze tegen mij. ‘De kinderen vinden het fantastisch en nu hoeft het opeens niet meer?’
Driftig beent Jannie weg. Opgelucht kijk ik haar na. Gelukkig heb ik niet hoeven zeggen dat ik haar stinkende kraam met die treurige vlaggetjes en haar afgemeten portie van zes poffertjes ook spuugzat was. Jannie is de verpersoonlijking van de meest verschrikkelijke dag van het schooljaar: de open dag.
Dit jaar heeft het management besloten het heel anders aan te pakken. Jarenlang waren stapels evaluatieformulieren vol lauwe reacties – ‘leuk’, ‘prettige sfeer’, ‘fijn’ – door hun slapende vingers gegaan, maar vorige jaar had een dramatisch laag aantal aanmeldingen hen wakker geschud. Er was een marketingbureau ingeschakeld, dat het merk van de school op de kaart zou zetten. Het had de droge smaak van Jannies poffertjes maar dan voor de prijs van een haute-cuisinerestaurant.
Iedereen was druk bezig geweest om te sleutelen aan het merk. De vakken wis- en natuurkunde bleken plotseling een heus Technasium te vormen. Economie kon natuurlijk niet achterblijven en noemde zich voortaan het Entreprenasium. Zelfs de voltallige afdeling Vreemde Talen, die tegenwoordig Tweetalig Onderwijs heet, kon niet ontcijferen wat dat betekende. Het bleek een samenvoeging te zijn van entrepreneur en, tja, van wat eigenlijk? Alleen de docente klassieke talen kon ons vertellen waar het achtervoegsel ‘nasium’ voor stond, maar niemand luisterde naar haar. Waarschijnlijk omdat het Jannie was.
Door deze neocommunistische nomenclatuur, aldus de sectie Geschiedenis, stonden de verhoudingen in het docententeam weer eens flink op scherp. Ambitieuze collega’s hadden hun pogingen om meer verantwoordelijke taken te krijgen opgegeven en probeerden nu een plaats te verwerven binnen het pr-team. Op de schoolmaatschappelijke ladder leek er geen hogere trede te bereiken dan deze. Alleen als je daar stond, maakte je kans om in het oog te springen bij het college van bestuur en daar draait het natuurlijk allemaal om in het onderwijs.
Jannie is een goede docent. Dat weet ik uit de verhalen van onze leerlingen. Misschien moeten we daar weer eens wat vaker naar luisteren. Gewoon goed mag dan niet goed genoeg zijn, zoals de ingevlogen marketeer tot vervelens toe blijft herhalen, maar wat zal de leerlingen tenslotte het meeste bij blijven? Het prachtig geprofileerde merk op hun eerste schooldag of de ferme handdruk van die verdraaid goede docent op hun laatste schooldag?