Blauwe ogen
Maandagochtend stap ik in de trein richting Roosendaal op weg naar werk. Met dat ik de trein in stap, zie ik diverse mede-forenzen al meelijwekkend naar me om kijken. Eenmaal geïnstalleerd in de coupé met mijn coffee-to-go merk ik nog steeds de gestolen blikken. ‘Allemachtig, wat heb ik op mijn hoofd!?’ Ik zet mijn telefoon op selfiestand voor een uitvoerige check. De ochtend is immers 1 van mijn mindere momenten op de dag. Ik kijk en besef: ‘Oh ja, ik heb een blauw oog…’
Zondag is rugbydag. Ik speel al jaren rugby in het damesteam ‘De Hanzeladies’ van Zwolle. En de afgelopen wedstrijd was een ‘stevige’: helaas verloren, maar hard gestreden.
Tijdens de wedstrijd raak ik beland in ‘friendly fire’ en ramt een teamgenootje tijdens een gemeenschappelijke tackle haar arm in mijn gezicht. Hard. ‘Dat wordt een blauw oog!’, dacht ik nog wrijvend over mijn opgezette oogkas.
Ik recht mijn rug en staar de staarders terug. Eenmaal aangekomen op station in Deventer wil ik de trein uitstappen, maar de reizigers die erin willen, hebben de uitgang dermate vernauwd met hun aanwezigheid dat ik niet zonder een beetje beukwerk erdoor kan. Ik recht mijn rug en kijk met mijn blauwe ogen beleefd de omstanders aan. Ik zie ze wijken en kijken.
Eenmaal op werk loop ik kreunend van spierpijn de trap op naar mijn eerste lokaal. Ik begroet de studenten die mijn klas binnenkomen. ‘MEVROUW! WALLAH! Heeft u een fitty gehad?! Wat is deze?! Uw oog!’ en een ander: ‘Nou, met mevrouw moet je geen ruzie krijgen jongen! Die mept je zo een blauw oog!’ Ik knik en bedenk ter plekke een stoer oorlogsverhaal hoe ik aan mijn blauwe oog ben gekomen. Onder de indruk kijken ze me aan, waarna Mo zegt: ‘Mevrouw, als u ooit wel echt ruzie heeft… U kunt me altijd bellen he?!’ Bedankt Mo. Maar écht.