Niets persoonlijks

Diantha Voskuijl 26 feb 2018

Ik zit altijd op dezelfde plek in de metro. Altijd aan de rechterkant, links op het bankje. In Amsterdam moet je tegenover elkaar zitten, wat ik zeer ongemakkelijk vind. Dus daarom ga ik altijd op dat plekje zitten waar het bankje eindigt, omdat je dan kunt leunen tegen het tussenschot en zo toch het gevoel hebt vooruit te gaan, in plaats van naar rechts.
Soms is die plek bezet, maar ik houd hem in de gaten. Ik ben er dan ook als eerste bij als hij vrijkomt.
Wat ik toch erg moeilijk vind, is dat ik de persoon naast mij dan in de steek laat. Niet dat ik zo veel om deze onbekende ben gaan geven in de tien minuten dat ik ernaast zat, maar het is meer dat ik bang ben dat de persoon denkt dat ik hem irritant vind. Dat ik daarom ergens anders ga zitten.

Ik weet dan niet hoe ik me moet voortbewegen naar mijn favoriete vaste plek. Als ik de persoon niet aankijk, komt het misschien over alsof ik hem écht vervelend vind. En als ik diegene wel een blik geef, weet ik al helemaal niet hoe ik moet kijken. Mijn neutrale blik schijnt niet heel vrolijk te zijn, dus dat is al geen optie. Maar als ik lach, lijkt het dan niet alsof ik zeg “ha, ik zit nu lekker ergens anders! Niet meer naast jou!” En dan de manier waarop ik naar het bankje toeloop. Als ik dat vlug doe, voelt het voor de persoon misschien wel alsof ik voor hem wegren. Dat is gewoonweg gemeen.

Alleen gaat iemand anders misschien wel snel op mijn plek zitten als ik te langzaam doe. Ik heb namelijk het idee dat iedereen het wel een fijne plek vindt. Moet ik het misschien zeggen de volgende keer? “Hé, het is niets persoonlijks, maar ik wil toch liever op die plek daar zitten.” Dat is dan ook weer gek en maakt het nog verdachter…

Bij dezen: als ik ooit naast je zit in de metro en ineens wegloop, dan ligt het niet aan het feit dat je misschien niet lekker ruikt.