Mannen In Het Openbaar
Het park waar ik in het weekend mijn hond uitlaat is ook een homo cruisegebied. In het plaatselijk sufferdje staan regelmatig ingezonden brieven van boze mensen die er ongevraagd geconfronteerd worden met de herenliefde. De SGP stelde er vragen over aan B&W. Zelf vind ik het wel komisch: die op elkaar jagende mannen. Soms ben ik het doelwit van subtiel met de ogendraaiende tot ferm over hun kruis wrijvende mannen. Al naar gelang mijn stemming, loop ik ze straal voorbij of schudt vrolijk lachend nee. Laatst voegde ik een grote, dikke vent in wielrennertenue met een sportfiets aan de hand, die al te opdringerig werd, toe: ‘Sodeflikker op.’
In dat park kwam ik een vrouw met een poedel tegen. De honden besnuffelden elkaar en renden daarna samen over het gras. De vrouw, een dame van gevorderde leeftijd, en ik pochten onderwijl tegen elkaar op over hoe intelligent, hoe grappig en hoe lief onze respectievelijke honden wel waren. Totdat vlak voor onze ogen twee mannen de bosjes indoken.
‘Daar gaan weer twee van die viezerds,’ grilde de vrouw. ‘Dat daar niet tegen op wordt getreden. Afgelopen zomer stuitte ik er op twee die bezig waren. Ze stopten niet eens.’ In een ononderbroken woordenstroom spuide ze vol walging haar ervaringen met ‘die mannen’ in het openbaar groen. Achter haar kwam over het gravelpad een hardloopster aan. Als een balletdanseres zweefde de brunette over het pad, de punten van haar schoenen tikten licht de grond aan. Ze droeg een strak wit trainingspak. Een klassieke schoonheid. Ze danste voorbij. Ik draaide me om en keek haar na. Haar paardenstaart hopte parmantig in haar nek. Toen ze achter struikgewas uit het zicht verdween keerde ik me weer naar de bazin van de poedel.
De vrouw had haar tirade gestaakt, minachtend keek ze me aan. ‘Mannen, ze zijn allemaal het zelfde,’ zei ze, ‘of ze homo zijn of op vrouwen vallen, het enige waar ze aan kunnen denken is seks.’