Lezerscolumn: Hij is negentien (en een half)
Iedere werkdag schrijft een lezer van Metro een column over wat hem of haar bezighoudt: Marsha Jongeneel
We zitten in een plaatselijk restaurant. Om ons heen vullen geluiden van gesprekken en gerammel met bestek de ruimte. Ik focus me op het gesprek tegenover me. Een ietwat oudere vrouw vertelt over haar zoon. “Ja, zestien was hij! Drie jaar verkering! De vrouw kijkt melancholisch en ik hoor haar denken. Drie jaar. Zes-tien was hij. En toen ging het uit. Negentien was hij.” De ober onderbreekt het tafereel en de dame in kwestie kijkt verstoord op naar het eten.
Haar vriendinnen doen haar even later lachend na. De vrouw is geïrriteerd over het feit dat ze haar verhaal niet kan vertellen zonder onderbroken te worden. “Negentien was hij?”, vraagt één van hen daarna. “Negentien en een half!”, zegt de vrouw nadrukkelijk. Ze vertelt dat ze bij hem is gekropen. Hij was helemaal overstuur. Ze ratelt vervolgens verder over haar werk.
In mijn hoofd zie ik een beeld van een jongen van negentien (en een half) in tranen. De zakdoek proppen op de grond. Zijn moeder heeft de sleutel nog en doet de deur open. In de gang liggen pizzadozen. Ze stapt eroverheen, haar neus dicht knijpend. Haar oog valt op een foto van de twee geliefden. Ze stopt het in een vuilniszak, samen met de pizzadozen.
Ze gaat liggen, haar hand klemmend om het middel van haar negentien jaar oude zoon. Hij huilt zoals een jongen van negentien nooit huilt. Dan staat hij op. Hij geeft zijn moeder een kus op haar hoofd, en dekt haar toe. Hij pakt zijn gammele fiets en rijdt naar de eerste de beste kroeg. Hij veegt zijn tranen sporen weg.