Eerste Dagen
De drang om te vluchten is aanwezig, maar ik heb het verbannen tot achterin mijn gedachten. Ik zit met een verfrommeld wachtnummertje in mijn hand in de witte wachtkamer van het OLVG. Het is er druk zoals het alleen in ziekenhuizen kan zijn: het gebouw te groot en te licht om echt vol te lijken, de rij te lang om het leeg te noemen. Ik moet bloedprikken, niets bijzonders, gewoon een check up. De nummers op het bord wisselen, 542A. Dat ben ik. Ik sta op, voel de wantrouwende blik van de oudere vrouw naast me een gat in mijn nummertje branden en schuifel met lichte tegenzin naar de prikkamers.
Rechtop lopen, zelfverzekerd lijken. Naalden ruiken angst.
Ik verwacht een typische verpleegster te zien, zo’n klein gezet vrouwtje van middelbare leeftijd die met de uitroep ‘Hupsakee!’ de naald door je vlees douwt. Hupsakee, bloed eruit. Hupsakee, pleistertje erop. Maar nee, ik kijk recht in de ogen van een jonge man, jaar of 24, die eruitziet alsof hij bang is dat ik de peentjes in zijn zweet kan ruiken. Ik neem plaats en hij begint vrijwel meteen in mijn arm te prikken met nog net niet trillende vingers. Hij moet een ader vinden, verontschuldigt hij zich. Het prikken gaat door en ik bemerk de kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. Af en toe kijkt hij op, delen wij ongemakkelijk oogcontact en schiet zijn blik snel weer naar mijn door het prikken steeds roder wordende arm. Die verdomde aderen, altijd verstoppertje spelen als hij aan het werk is. In het leerboek leek dit veel makkelijker. Eindelijk licht zijn gezicht op bij het vinden van een geschikte ader, en hij pakt een naald en steekt hem aarzelend in mijn arm. Het doet meer pijn dan anders.
Samen kijken we nu vol verwachting naar het buisje dat het nieuwe huisje van mijn bloed moet worden. Één druppeltje besluit te verhuizen. Een tweede. Het is een zielige opkomst vandaag.
Na een minuut waarin het hoofd van de beginnende dokter van bleek naar knalrood is verkleurd, is het buisje eindelijk ook roodgekleurd. Het pleisterplakken is ook een klus: het watje blijft niet op zijn plek zitten. Verslagen wordt mij gevraagd het vast te houden.
Ik stap het ziekenhuis uit met een pijnlijke arm en een misplaatste pleister. Morgen begin ik met mijn eerste baantje. Ik glimlach. Het zijn de eerste dagen waar je het meest van leert.