Treurige schittering

Caroline van der Stokker 8 jan 2018

Gezien de populariteit van foto’s op Instagram van lachende of huilende stopcontacten, verbaasde rijtjeshuizen en kabouters die gevangen zitten in een laminaatvloer of geloogd grenen buffetkast, vermoed ik dat ik niet de enige ben die levenloze dingen menselijke eigenschappen toekent en daar een zeker plezier in schept, maar toch geneer ik me altijd een beetje als ik mezelf erop betrap emotionele binding te zijn aangegaan met iets dat een zenuwstelsel noch een hartslag heeft. Het is natuurlijk vergeeflijker als een levenloos iets speciaal gemaakt is om er iets levends in te zien, zoals pluche beesten en babypoppen, althans, als je onder de drie bent en het excuus hebt jezelf nog te moeten ontwikkelen tot sociaal wezen vanuit de redelijk egocentrische fase van zuigeling, maar over het algemeen geldt dat je toch niet hardop liefkozend tegen een deurknop gaat staan te praten in het bijzijn van derden. Iets minder in de taboesfeer maar niettemin maar in beperkte mate sociaal acceptabel gedrag is het communiceren met flora & fauna en dan kom ik gelijk tot de kern van dit stukje: mijn ambivalente gevoelens ten opzichte van onze grote groene vriend, de kerstboom.

Ik haal hem al binnen met een zekere schuldbewustheid en dan niet per se vanuit een diep ecologisch besef, dat ik in het kader van comfort en gezelligheid nog weleens wil verdringen, maar omdat het aangezicht van een ingesnoerde en ontwortelde Nordman mijlenver verwijderd van zijn natuurlijke habitat mij enigszins tegen de borst stuit. Een gevoel dat ik probeer te overstemmen door tijdens het optuigen heel hard kerstmuziek te draaien en de boom van opbouwende kritiek te voorzien, de wetenschap onderdrukkend dat ik bezig ben een stervende te decoreren die voor mijn genot tijdens zijn lange pijnlijke laatste adem nog een paar weken treurig staat te schitteren, waarna hij van alle sier ontdaan, zonder pardon aan zijn kruin het trapgat door wordt getrokken om eenzaam in de miezerregen bij de vuilcontainers zijn tragisch lot af te wachten. Dat breekt mijn hart. Begin januari zie je ze overal, die kerstwezen, met soms nog een vergeten bal aan hun al bruinende takken. Onwelkome getuigen van een periode van overdaad die met onze goede voornemens het veld moeten ruimen. Ik kan het niet meer aanzien, volgend jaar neem ik een boom met een kluit. Of misschien een van kunststof, daar kan je tenminste als een ongevaarlijke dorpsgek schuldvrij tegen aankletsen dat het je een lieve lust is.