Klein leed
Geschreven door: Monique Louis
‘Ik stel voor dat je wat urine naar het lab brengt’. Haar huisarts heeft net als de meeste dokters zijn witte jas in de kast laten hangen. Gesprekken lopen bij hem altijd uit.
Samen staan ze voor een grabbelton met tientallen potjes in soorten en maten. ‘Neem deze maar’.
Na een bezoek aan de wc loopt ze voorzichtig met het potje over de gang naar haar keuken. Gelukkig komt er geen buurvrouw de hoek om zeilen. In dit pand dat ze deelt met drie andere meiden, lopen ze elkaar gek genoeg zelden in de weg.
Wat een raar potje. Uit alle macht probeert ze het dekseltje erop te krijgen. Als het aan de linkerkant vast zit, floept het aan de rechterkant omhoog.
Met ingehouden ongeduld probeert ze het dekseltje nogmaals te laten sluiten. Het gele vocht klotst tegen de rand.
Zuchtend duikt ze in een keukenkastje, komt terug met een vierkant bakje. Als ze iets heeft onthouden van Tupperware is het dat dit merk uit de vorige eeuw, als grootste kwaliteit heeft dat het zo goed afsluit. Ze giet de inhoud van het kleine potje over in het plastic bakje, doet er een pedaalemmerzak omheen, stopt het in haar rugzak.
Zwaait de tas over haar schouder, bonkt de trap af. Met stevige pas loopt ze richting busstation.
Op het moment dat ze de meneer van de bus info vraagt welke te nemen, barst er een oorverdovend geluid achter hem los. Pakken bouwvakkers nou altijd het verkeerde moment? De man toont haar een volle hand en een wijsvinger. Ze rent, haar paraplu springt open, ondanks de hoosbui komt ze droog bij bus zes. Hijgend zakt ze op de stoel.
Het blijft een sport om tegelijkertijd een bus binnen te stappen, ov-kaart te scannen, de paraplu dicht te knijpen, zonder de man achter het stuur drijfnat te maken of te verwonden. Ze staart naar buiten, de rugzak naast haar.
De buschauffeur spreekt door zijn intercom het voor haar bekende adres uit. Ze springt op, dank u wel gebarend naar de man, verlaat de bus. Loopt richting het pand waar ze moet zijn en stapt binnen.
Op goed geluk pakt ze de deur aan haar rechterkant, staat midden in een ruimte die op een wachtkamer lijkt.
Ze gaat zitten, ritst haar rugzak open, grijpt met haar hand om het bakje te pakken en krijgt een akelig vermoeden. Alles drijft. Zelfs haar portemonnee is doorweekt.