Rood
Terwijl ik mijn muziek net iets te hard zet, speelt een lachje om mijn mond.
De tekst benoemt wat ik niet hardop wil zeggen.
Zo stap ik door de straten, gevangen door mist.
Mijn koptelefoon vormt een bubbel en buiten bestaat even niet.
In mijn hoofd is het warm en wazig.
Ik voel me uitgelaten, mijn wangen glimmen als een juist opgepoetste red delicious.
Trots verstap ik me op de trap naar boven.
Wroeging maakt zich van me meester, en het glanzende rood toont nu schaamte.
Met de komende winterse gezelligheid had ik graag mijn binnenste gerustgesteld.
Een ijskoude dreiging beneemt me de adem.
Wat als mijn drijfveren niet bekend zijn, of mijn intenties vals.
Als ik me naïef in een vioolspinnenweb gooide.
De beat rukt aan, en strijkers ondersteunen de ernst.
Een stoere stem dreigt, de kenau moet geld geven.
Daar is de glundering weer, mijn vingers tikken zelfverzekerd tegen mijn bovenbeen.
Zojuist trilde mijn hand onder het gewicht van koolzuurbelletjes.
Vol spanning en plezier pakte ik mijn agenda.
Nog een paar slokken, dan kon ik niet langer blijven.
De man achter me genoot van zijn salade, maar ik was hier voor business.
Wat tijd ingewisseld naar waarde.
Drang.
Nieuwe ervaringen.
Rechtlijnige echte regels.
Wat buigen.
Mijn wereld is pas net ontdekt, nu al wakker geschud.
Boem!
Geef me je geld.
Een zucht ontglipt me wanneer het nummer stopt.
Tijd voor een andere melodie.
Iets met een opbouw, en zonder woorden.
Ik ga dichterbij verzinnen.
Traptreden zonder contrast.
Door.
Kuis rood.
Gebogen in bochten.
Rechtdoor.