BLAUWE DAME
Geschreven door: Maria C. Couprie
“Meneer, meneer!!!” Ik schrik op uit mijn halfslaap in de warme bank van de zoevende trein. “Meneer, meneer!”, de vraag klinkt steeds indringender en ik vraag me af waar ie vandaan komt.
In de twee aansluitende vierzits-coupé’s zit naast me, aan de overkant van het gangpad, een ouder vrouwtje van een jaar of zeventig. Haar haar in een blauwige spoelingskrul en het tasje netjes op schoot. “Meneer, meneheer!” Haar uitroep wordt steed harder en ik vraag me af tegen wie ze heeft.
Tegenover de blauwe dame zit een Arabische heer. Zachtjes spreekt hij in zijn telefoon met de hem bekende woorden, zo soepel fluwelig dat ik het niet had gehoord. De blauwe dame trekt besluitvaardig haar rug van de leren leuning af om haar woorden nog meer kracht bij te zetten, de handen stevig om het hengsel van haar tasje klemmend. “Meneer, meneeeeheeer, …kunt u alstublieft ook ophouden met die afschuwelijke taal!”
Zes paar ogen houden subiet op met belangrijke bezigheden als appen, boekjes en boterhammen en staren verbaasd naar het paar. De Arabische man zegt een paar zachte klanken en drukt zijn telefoon uit: “Pardon mevrouw, kan ik u helpen?” De blauwe dame schiet verschrikt van haar eigen reactie in de emotie en herhaalt met uitschietende stem haar vraag: ”Kunt u misschien ook ophouden met die afschuwelijke taal!”
Langzaam staat de heer op en loopt naar het balkon waar hij met gesloten deur zacht zijn gesprek vervolgt. De blauwe dame kijkt zenuwachtig om zich heen “ Nou, het is toch een afschuwelijke taal” zegt ze en staart met de tranen in de ogen uit het raam. De zes ogen kijken elkaar vragend aan, wat moeten we hier nu mee aan?
Na een paar minuten keert de Arabische meneer terug naar zijn plek en zegt: “Beste mevrouw, ik begrijp dat u aanstoot neemt aan mijn “anders zijn” in de voor u Nederlandse maatschappij? Om u ter wille te zijn en uw leeftijd in acht nemend, zal ik plaats nemen op een andere plek in deze trein.” De Arabische prins maakt een kleine buiging en gaat weer op het balkon staan. Wanhopig kijkt de blauwe dame ons aan. ”Nou, nou”, ze buigt haar blik af naar het raam waar ze hem laat staan.
We moeten er snel uit, de hele troep, de dame blijft achter, blik in het landschap, schrap in het hengsel, de voeten strak naast elkaar. Op het perron kijk ik naar het NS-bord, bestemming Leeuwarden staat er. Leeuwarden, ik hoop dat ze haar daar beter begrijpen.