De tijd

M. El Messaoudi 16 nov 2017

Een klein lief jongetje stond onder een luifel
Ze had juist boodschappen gedaan in de supermarkt, met haar mama.
Ze zal ongeveer 6 jaar oud zijn geweest, dit prachtige roodharige sproetige beeld van onschuld.
Het stortregende buiten.

Je weet wel, dat soort regen dat goten en afvoerputjes doet overstromen, zo gehaast om de aarde te raken, dat het geen tijd had om de straal wat zachter te zetten.

We stonden allemaal onder deze luifel aan de ingang van de supermarkt.

We wachtten, sommigen geduldig, anderen ‘geirriteerd’, omdat de natuur hun haastige dag in de war had gegooid.

Ik ben altijd wat dromerig als het regent.

Ik verdwijn in het geluid en met het inzicht dat de hemel het vuil en het stof van de wereld afspoelt.

Herinneringen van ‘rennen en spetteren’ als een ‘kind’ – zo zorgeloos spelen in je gedachten, als een welkome onderbreking van een voorbije dag met zorgen en stress.

Haar stem was zo mooi toen ze de hypnotische trance onderbrak waar we allemaal in gevangen zaten.

‘Mama, laten we door de regen gaan rennen,’ zei ze.

‘Wat ?’ vroeg Mama.

‘Laten we door de regen gaan rennen!’ herhaalde ze.

‘Nee, lieverd.
We wachten tot het wat minder wordt’ antwoordde mama.

Het kind wachtte nog een minuutje en herhaalde:

‘Mama, laten we door de regen gaan rennen.’

‘We worden doornat als we dat doen,’ zei mama.

‘Nee, dat zullen we niet, mama.
Dat is niet wat je zei vanmorgen’ zei het meisje terwijl ze aan haar mama’s arm trok.

‘Vanmorgen?’

‘Wanneer zei ik dat we door de regen konden rennen en niet nat zouden worden?’

Het meisje zei kalmpjes:

‘Weet je dat niet meer?

Toen je met papa praatte over zijn kanker, toen zei je:
‘Als we hier doorheen geraken samen, komen we door alles heen!’

Iedereen was opeens muisstil.

Ik zweer dat je niets anders hoorde dan de regen.

We stonden allemaal doodstil.

De volgende minuten kwam er niemand en ging er niemand weg.

Mama dacht even na over wat ze zou antwoorden.

Sommigen zouden het weg lachen of haar voor gek uitmaken.

Sommigen zouden zelfs negeren wat ze zei.

Maar dit was een moment van affirmatie in een kinderleven.

Een moment van onschuldig vertrouwen, dat wanneer het gevoed en verzorgd wordt, zal bloeien in geloof in de goede dingen en de hoop van het leven.

‘Lieverd, je hebt gelijk.

Laten we door de regen rennen.

Als het zo moet zijn dat men ons vanuit hierboven nat laat worden, wel, dan hadden we misschien juist een wasbeurt nodig,’ zei mama.
Daar gingen ze.

We stonden daar allemaal te kijken