Persoonlijke trainer

Monique Louis 3 okt 2017

‘Jij bent Dafne Schippers en ik Usain Bolt. Kom, rennen!’ Als een katapult schiet zoon uit zijn zogenaamde startblok. Al snel heb ik het nakijken. Het is volop herfst in park Oudegein. Ik zie rode, gele, paarse kleuren, hier en daar nog groen. Blauwe lucht, dampige atmosfeer, de zon schijnt.

Aan de omgeving ligt het niet. Tijdens het rennen probeer ik mezelf af te leiden, door de natuur intensief in me op te nemen. Alles in mij protesteert tegen deze inspanning. ‘Ik heb gewonnen, roept zoon vanuit de verte, hij glundert. Ik ben blij dat ik hem heb meegenomen, mijn meedogenloze, persoonlijke trainer, anders was ik allang afgehaakt.

‘Deze plek is wel erg in zijn eentje’ zegt hij even later. We staan met onze handen in de zij, te staren naar het veld omringt door bomen. Waarom ben ik hier nooit eerder geweest? Het veld heeft verschillende hoogten. Wij staan op het hoogste punt. Als je naar beneden rent ga je een natuurlijke stormbaan op. De drassige grond zorgt voor een extra moeilijkheidsgraad. Maarten rent voor me uit. Ik volg. Na het rondje kom ik hijgend boven.

‘En nu nog een rondje’ roept zoon, hij gaat er al weer vandoor. Na vier keer hetzelfde, uitdagende rondje, laat hij me de oefeningen zien die hij op voetbaltraining leert. ‘Kijk mama, zo. Hakken tegen billen’. Soepel doet hij het me voor. Het gemak waarmee hij dit doet, en afwisselt met zijn knieën omhoog, doet me ademloos naar hem kijken.

Nu ik. ‘Sneller, sneller’ moedigt zoon me aan, terwijl hij rent. ‘Sneller dan dit wordt het vandaag niet Maarten, hijg ik. We sluiten af met een zijdelingse huppelpas. Het voelt alsof ik de Sirtaki dans, maar dan springend. Gelukkig komen we niemand tegen. Dan vindt zoon het nodig om in een boom te klimmen. Kom je ook? Vragend kijkt hij me aan. Ik kijk omhoog. ‘Ik wacht hier wel even op jou’ zeg ik en neem de tijd om goed om me heen te kijken.

Anderhalf uur later zijn we weer thuis. Ik had een half uurtje in gedachten. ‘Volgende keer weer, Maarten? vraag ik blij. ‘Misschien’ antwoordt hij.