Opus 1

Renze Borkent 6 okt 2017

Je bent 15 jaar en je luistert cassettebandjes met daarop de cellosonates van Brahms en de nocturnes van Chopin. Je draait ze grijs, en je weet op een gegeven moment precies wanneer je walkman overschakelt van de A-kant naar de B-kant, waardoor er een kleine hapering in het derde deel van de sonate in je geheugen staat gegrift.
Cassettebandjes met popmuziek heb je ook, Phil Collins, Paul Simon, Dire Straits, maar die bandjes heb je vooral om mee te kunnen praten met de rest van de klas, want eigenlijk vind je het maar niks. Je vind het muziek die je gevoel overschreeuwt, muziek voor stoerdoeners.
Je houdt van verstilde en langzame muziek, vooral als je alleen bent en het avond is. Je houdt van adagio en andante, of hooguit allegro ma non troppo. Voorspeelavonden haat je, je hebt niets met optredens. Dat gaat alleen maar over presteren, beoordeeld worden, over meningen, spotlights en applaus. Het leidt alleen maar af van de muziek, en dan bedoel ik de ziel van de muziek, die je alleen bereikt als er niks om je heen is, als je je kan concentreren, als je helemaal jezelf kunt zijn. Jezelf zijn en optreden passen totaal niet bij elkaar, zo ervaar je dat. Het zweet breekt je uit als er tijdens een of ander feest ergens een piano in een zaaltje staat. Ook als je al meer dan tien jaar pianoles hebt gehad. Gelukkig kan je niks uit je hoofd spelen.
Zelf ben je vrolijk ingesteld en schuw je de humor niet, maar jouw mooiste muziekstukken zijn in mineur geschreven, want die raken je het meest. De nocturnes van Chopin zijn jouw favoriet en speel je zelf ook. De makkelijke dan. De cellosonates van Brahms speelt een vriend van je. Later zou hij professioneel cellist worden, en op dat moment weet je dat al, want hij is echt heel goed en alleen maar bezig met zijn cello.
Op een dag, in 1994, schrijf je een klassiek muziekstuk samen met je cellovriend. Het beslaat zes kantjes en het heet ‘Stuk voor cello en piano, opus 1’. Het zou bij deze eerste opus blijven, en het ligt 25 jaar later nog steeds in je kast.
Inmiddels is Facebook uitgevonden en warempel, je komt je cellovriend weer tegen. Je besluit een kort stukje te posten en hem te taggen. Je maakt een kopie van het muziekstuk voor jezelf en je stuurt het origineel naar hem op.
Nu mag hij het 25 jaar bewaren.