Mafkees
Het miezert deze zaterdagochtend een beetje als ik op de fiets naar Amsterdam Centraal zit voor het wekelijkse voetbalvertier. Het is half 10 en ik wrijf het slaap nog uit de ogen als ik me rot schrik van getoeter rechts achter me. “Kijk een beetje uit man!”, schreeuwt de scooterrijder met Amsterdamse tongval achter me terwijl hij me rechts aan de binnenkant wil inhalen. “Kijk zelf uit, mafkees”, roep ik op geïrriteerde toon terug. Op het moment dat ik dat zeg heb ik nog niet goed gezien wie er precies op de scooter zit. Wrong.
Hij rijdt me aan de linkerkant voorbij. We kennen het type allemaal wel: kale kop, kettinkje, vies ringbaardje, sportschoollichaam en een lontje zo kort als de staart van een gecoupeerde pitbull. Als een evil versie van Maik de Boer, ex-FC Twente verdediger Daniel Majstorović en de bad guy van de Thunderbirds zouden samensmelten tot één persoon, dan zou dit figuur uit de transformatiemachine komen rollen. In zijn ogen zie ik een blik die het midden houdt tussen twee sleutels cocaïne en alsof hij zojuist drie puppy’s heeft doodgeknuppeld en ze gevild en wel voor de deur van z’n ex heeft neergelegd. Een onsympathieke man, om het zo maar even samen te vatten.
Op het moment dat hij in de remmen knijpt om mijn tekst te verifiëren, gooit m’n adrenaline-huishouding de vermenigvuldiger ertegenaan. Je moet weten, ik ben een beetje een pussy als het aankomt op vechten. Ik hou er niet zo van en tenzij je Floyd Mayweather of Conor McGregor heet, zie ik er de meerwaarde ook niet echt van in. “Noemde jij mij mafkees?”, zegt de onsympathieke man. “Rij nou maar door”, geef ik een confrontatievermijdende suggestie. Nog voordat ik de kans krijg om het fietspad te verruilen voor het hazenpad, heb ik al een Eberharde pompert op m’n oog te pakken, waarmee hij mijn eerdere uitlating met vlag en wimpel bevestigt.
Nog geen twee dagen na de dood van de burgemeester van Amsterdam gooit hij het vriendelijke verzoek van onze burgervader om een beetje lief te zijn voor elkaar al in de prullenbak. S ‘middags in de catacomben van een sportcomplex in Rijswijk loopt er een grote gozer langs die nieuwsgierig mijn oog bekijkt. “Gevochten?”, vraagt hij met een twinkeling in z’n ogen. Zoals motorrijders en buschauffeurs elkaar gedag zwaaien, daar kreeg ik nu een blik van verstandhouding van de vechtersbaas. Jammer dat het zo’n eenzijdig gevecht was.