Leven zoals Teun
Ik ontwaak na een diepe slaap midden op de dag. Het geluid van de garagedeur heeft me gewekt en ik ben op slag klaarwakker. De deur zwaait open en er komen twee zwarte laarsjes tevoorschijn, die vastzitten aan een van mijn meest favoriete mensen. Ik vlieg overeind en probeer zo snel mogelijk zoveel mogelijk contact te maken met de benen die voor me staan, niet in staat mijn kwispelen te bedwingen. Ik versta niet wat ze tegen me zegt maar ze klinkt heel lief en ik weet zeker dat zij mij net zo gemist heeft als ik haar. Hoe lang we elkaar niet hebben gezien weet ik niet zeker, of het twee weken, vier maanden of een uurtje was – geen idee, maar ik weet wel dat ik heel erg blij ben dat ze weer thuis is. Ze kriebelt me op dat ene plekje precies tussen mijn oren en kop en ik kan niets verzinnen dat fijner is dan dat. Tot ze de riem pakt: we gaan wandelen!
Eenmaal in het weiland mag ik los en schiet ik door het gras. De aarde is nog vochtig van de regen en alle geuren ruiken nog intenser dan normaal. Ik storm over het veld en geniet van de snelheid die ik kan maken. Is er iets beters dan dit? Ik kijk kom en zie hoe ze een bal met een wijde boog mijn kant op gooit. Ik probeer hem te vangen maar hij is me te slim af. Ik vind de bal en breng hem zo snel als mijn poten me dragen kunnen naar haar terug. Ze gooit de bal opnieuw. En weer breng ik hem terug. Dit is zonder twijfel het leukste wat ik ooit heb gedaan.
Als de avond valt zijn alle mensen compleet en worden er frietjes in huis gehaald. Zo geduldig als ik kan wacht ik vanaf mijn kussen tot de borden leeg zijn en er een bordje voor mij klaar wordt gemaakt. Ik ruik ook frikandel en moet me inhouden niet te gaan watertanden. Als ik mijn snoet in mijn voerbak steek weet ik zeker dat dit het lekkerste is wat ik ooit heb gegeten. Nadat ik wat piep bij de deur mag ik de woonkamer weer in en ik ga moe en volgegeten op mijn plekje bij de bank liggen. Ik kan ze nog net door mijn halfgesloten ogen zien zitten, mijn meest favoriete mensen. Daarna val ik in slaap.
Ik zit op de bank en kijk met mijn ouders naar Penoza en daarna Hotel Romantiek. Teun ligt opgekruld op haar kussen naast de bank te slapen en laat af en toe wat zacht gesnurk horen. Soms wordt ze wakker, strekt ze zich en valt in een andere houding weer in slaap. Ze ziet er in en in tevreden uit. Ik bedenk me dat zij geen besef heeft van verleden, geen plannen, zorgen of verwachtingen voor de toekomst. Ze leeft volledig in het nu. Kon ik maar leven zoals Teun.