Hoe het (niet) hoort
Er zijn dingen die gewoon zo horen. Dingen waar je van op aan kunt. Of wilt kunnen. Of zou moeten kunnen.
En er zijn dingen die absoluut niet horen.
Hoe het hoort
Je bent 25. Je bent jong en mooi en slim. Je hebt een vriend die van je houdt, vriendinnen die voor je door het vuur gaan, en jij voor hen. Je hebt lieve familie. Je studeert. Je droomt. Je hebt honderdduizend plannen. Dat hoort. Je leeft tot op de bodem, je groeit, je bloeit.
Je gaat een stukje fietsen. Zoals duizenden mensen elke dag weer een stukje fietsen. Al die duizenden mensen komen na hun fietstochtje gewoon thuis, of daar waar ze willen zijn. Dus waarom zou je niet een stukje gaan fietsen? Om te genieten van een beetje nazomer, of van de ontluikende herfst – net wat jij het liefste hebt. De wereld ligt aan je voeten. Dat hoort zo. Je bent 25. Je hebt geen enkele reden om aan te nemen dat alles wat mooi is in een bruut moment van meedogenloosheid kan veranderen. Dat al het mooie plots omslaat en verwordt tot een levensgrote, gitzwarte nachtmerrie. Voor jou, voor je vriend die van je houdt, voor je vriendinnen die voor je door het vuur gaan, voor je lieve familie.
Als je gaat fietsen hoor je gewoon weer thuis te komen.
Hoe het niet hoort
Je bent 25. Jong, mooi, slim. Je gaat een stukje fietsen.
Tijdens je fietstochtje kom je een gevaarlijke gek tegen. Iemand die naar elk menselijk beoordelingsvermogen nooit jouw pad had mogen kruisen. Een man die geen geweten heeft. Hij is keihard, koud en nietsontziend.
Het is de wreedheid van het lot. De wreedheid van die man.
Die man die letterlijk te gek is om los te lopen – maar door wat voor dwaling van wie dan ook tóch die kans heeft gekregen.
Die man die God weet wat met jou doet. Die man die geen genade kent. Die man. Hij neemt jou alles af. Je dromen. Alle honderdduizend plannen, stuk voor stuk.
Je gaat fietsen. Je komt nooit meer thuis.
Onbeschrijflijk verdriet
Anne Faber is vandaag teruggevonden. Bijna twee weken lang leefde iedereen die haar liefhad tussen hoop en een vrees die niet voor te stellen is. Ze is teruggevonden, en dat is het beste wat er nog van te zeggen valt. Voor de rest is alles aan dit verhaal te triest, te ellendig, te inhumaan voor woorden.
Een levensgevaarlijke zedendelinquent, geobsedeerd door ‘de perfecte moord’, heeft te veel ruimte gekregen. Daar mogen we collectief woedend over zijn. Hoe het heeft kunnen gebeuren zal het onderzoek verder uitwijzen. Dat het nooit had mogen gebeuren staat als een paal boven wat