Gevoelens
Zoon komt uit school. Hij kijkt een aflevering van Garfield, daarna pakt hij pen en papier. ‘Mama, ik ga iets opschrijven over gevoel. Boos, blij, verdrietig, wat heb je nog meer? vraagt hij. In het midden van het papier schrijft hij ‘gevoelens’. Er omheen trekt hij kriskras pijlen en schrijft de woorden op. ‘Bang’ antwoord ik.
‘Precies, hier, doe eens mee’. Zoon schuift mij een vel papier toe. Ik teken gezichtjes met uitdrukkingen. ‘Maarten, vraag ik, heb je dit vandaag op school geleerd? ‘Nee, ik zag dit hangen bij Juf Juud, voor groep 4 en 5’. ‘Boos, kwaad, woest, razend, woedend, driftig’ declameert hij. ‘Zo’ zeg ik, onder de indruk.
Ben jij weleens boos? vraag ik hem, terwijl ik doorschrijf. ‘Neu, niet vaak, ik ben meestal blij. ‘Net was je wel een beetje boos toch? praat ik verder, terwijl ik een blij gezichtje teken. ‘Dat heb ik toch aan je uitgelegd, zegt hij op onderwijzerstoon. ‘Dit is wat je kunt doen als je boos bent, schrijf maar op, tikt hij op mijn papier. ‘Je kunt even weglopen, je kunt tot tien tellen, je kunt erover praten, dat heb ik gedaan. Wat kun je nog meer doen?’ Nou, dit is al een heel rijtje Maarten, zeg ik, nog steeds onder de indruk.
Zijn er nog meer gevoelens? vraagt hij. ‘Je kunt ook zenuwachtig zijn, weet je wat dat is?’ Ja, knikt zoon ‘bij de jaarsluiting toen ik op het podium moest komen, toen was ik heel zenuwachtig. ‘Je deed het goed, zeg ik. ‘Maar ik vond het geen prettig gevoel’ antwoordt hij.
’s Avonds, als zoon op bed ligt, denk ik vertederd: wat een inlevingsvermogen voor een kleine jongen. De volgende dag rijden we op de fiets naar huis. Tot mijn verbijstering zie ik dat hij niet achter mij aankomt maar op eigen houtje de Zonnebloemstraat in rijdt: een drukke straat met auto’s en veel zijstraten. Ik keer om, rijd knarsetandend achter hem aan. Als we thuiskomen zeg ik: ‘Maarten, je kunt fietsen, maar je kunt nog niet alles overzien in het verkeer’. ‘Boeit mij dat’ antwoordt hij.