We waren al gelukkig
Vannacht kon ik de slaap niet vatten. Eerst schrok ik wakker uit een wezenloze droom waarin gratis ketchup werd uitgedeeld. Daarna werd ik wakker gehouden door de vraag of ik Nederland nog wel een leuk land vind. Dat heeft te maken met de discussie rond de naamsverandering van het Rotterdamse kunstencentrum Witte de With, vanwege het gewelddadige karakter van deze zeeheld. Zijn we niet een beetje te ver doorgeschoten? Eerst dacht ik nog Hollands laconiek: moeten ze lekker zelf weten. Maar als straks het wondermooie standbeeld van Michiel de Ruyter op de boulevard van Vlissingen ook nog moet wijken? Doe effe normaal zeg.
Ik sluimerde weer weg, en droomde over mijn neef in het Zeeuwse, die een boomgaard heeft. In de droom liep ik de zeven kilometer naar huis langs muren van opgestapelde appelkistjes, en was gelukkig. Kees de jongen. Weer ontwaakt dacht ik aan vroeger. Fietsen naar school in Goes in 1985, en ik moest als derde van de drie steeds achteraan sluiten omdat het anders gevaarlijk was en ik het meest verlegen. Terwijl ik Free Nelson Mandela voor mij uit mijmerde, waren de andere twee jongens druk met het bespreken van hun brommers, bijeen gespaard met krantenwijken. Alles moest anders, vond ik toen, maar we waren al gelukkig.