Jesse Klaver en zijn behaarde babybuikje
Als een snelwandelaar op hakken spoed ik mij door stoplichtnegerend fietsvolk richting theater Carré en lichtelijk bezweet sluit ik mij aan achter een grote horde mensen voor de ingang, wat bij nader inzien een rij blijkt te zijn voor een selfie met Johnny de Mol. Uit angst dat ik na al deze vertraging een uiterst treurige plek aan de zijkant van het balkon zal krijgen haast ik mij naar binnen en sprint ik vol tegen onze lieve Jesse Klaver aan. Zijn vriendin kijkt enigszins beledigd, Jesse zelf strijkt rustig zijn jasje glad en glimlacht charmant naar alle omstanders. Een prima start van mijn journalistieke carrière, al zeg ik het zelf.
Van dichtbij lijkt Jesse een wandelende combinatie van postbode Pieter Post en Lil’ Kleine, een brave goedzak met de sterallures van een klein jongetje met tergende bewijsdrang. Terwijl ik mijn (te) lange Hollandse benen tussen een klapstoel voor dwergen vouw, zie ik Jesse plaatsnemen op de voorste rij. Bij uitstek de slechtste plek om een film op groot scherm te kijken, maar dat terzijde.
Wat hierop volgt is een traag uur gevuld met beelden van Jesse liggend op een chesterfieldbank, met rugbybal, met vrienden die hij een boks geeft (tenenkrommend), met gekke dansmoves. Mocht iemand na het zien van deze documentaire nog steeds het woord propaganda in de mond willen nemen; ik zou niet weten hoe een weergave van Jesse met zijn bungelende playmobilarmpjes en zijn behaarde dad bod in een veel te grote onderbroek voor meer kiezers zouden moeten zorgen.
Ook het onderkoelde debat na afloop deed niks af aan het toch al vrij seksloze imago van Jesse, nadat hij zo ongeveer alle vragen van Jort Kelder met ‘ik weet het niet’ had beantwoord en ook Joey Boink bij wijze van verdediging ons probeert te wijzen op een hoop ‘pijnlijke rafelrandjes’, die overigens niemand kon terugvinden in deze vrij laffe vertoning. Na de pauze waren er vijf wijze, oude mannen aan het woord, die stuk voor stuk hun mening gaven over tien uiteenlopende discussiepunten tegelijk, en die het uiteraard niet met elkaar eens werden. Op de vraag van Jort Kelder of er hier en daar niet een kleine scheldpartij of waterig ruzietje was voorgevallen, kwam het treurige antwoord ‘we zijn gewoon allemaal matties’. De grote vraag of de documentaire Jesse te mooi afgeschilderd heeft is na deze avond wat mij betreft dus ook beantwoord; veel spannender dan dit gaat het helaas niet worden.