Man voor heel even
Mark opent zijn ogen en gooit de dekens van zich af. Zijn wekker is nooit afgegaan, maar toch pakt hij het ding op en smijt ‘m tegen de muur kapot. Een recalcitrant gevoel nestelt zich in hem. Hij wil de boel flink opschudden vandaag. Tegen heilige huisjes schoppen. Zijn omgeving choqueren met grof taalgebruik en ongewassen poriën. Hij loopt naar de badkamer en spuugt op de vloer. Zijn tandenborstel breekt hij in tweeën. Het voelt goed. Het voelt bevrijdend.
Mark holt naar beneden, pakt een boterham, smeert er pindakaas op, legt ‘m op een bordje, pakt een glas, giet er melk in en smijt heel de reutemeteut door het raam. Hij loopt via de voordeur naar buiten en schopt de scherven op straat. “Misschien rijdt er een fietser lek”, denkt Mark. “Of beter: een brommer.” Mark lacht in zijn vuistje en snelt de straat in. Zonder kleren. Maar dat maakt Mark niets uit. Vandaag maakt niets hem uit.
Hij huppelt over straat en woelt zich los uit zijn voorgekauwde leventje. Hij begroet en beschimpt vrouwen. Swaffelt verkeersborden, pinautomaten, bankjes en zelfs heggetjes moeten het ontgelden. Hij plast tegen bomen, stampt bloemen plat in voortuinen, zwemt in de stadsfontein en gooit wc-papier op kinderen. Mark ontdoet zich van zijn dwangbuis en het voelt verrukkulluk.
Maar het is niet genoeg. Mark sommeert nu andere mannen om ook hun kleren uit te doen. Hij pakt hun hand vast en rent met ze door de stad. Samen vieren ze hun vrijheid. Ze dansen, springen, zingen en roepen leuzen als: “Wat is het fijn om man te zijn” en “Wij doen alles wat we willen want het is 2017”.
Mark heeft nu vijftig naakte mannen om zich heen verzameld. Ze dragen woeste baarden, zijn breedgeschouderd, hebben lichaamshaar op plekken waar normaal geen lichaamshaar groeit. Mark kijkt ze aan en wijst dan naar een gebouw in de verte. De mannen begrijpen meteen wat hun leider bedoelt. Joelend en borstkloppend rennen ze de supermarkt in. Ze trekken vlees en bier uit de schappen en verbranden het groente en fruit. Mark klimt op één van de kassa’s en bekroont zichzelf tot Tarzan van de supermarkt. Als hij zijn manschappen opnieuw wilt aansturen, hoort hij in de verte iemand zijn naam roepen. Het geluid klinkt ijl, maar wordt steeds scherper en luider. Dan schrikt Mark wakker. Zijn moeder staat naast hem met een kopje verse muntthee en een boterham met hagelslag. “Mark, word eens wakker knul. Je moet een land besturen.” “Natuurlijk, mama. Natuurlijk" mompelt Mark terwijl hij zijn kleren aantrekt.