Op z’n Portusjees!
Laatst had ik het genoegen om met één van mijn Portugese collega’s richting de stad te fietsen. Een heuse inburgeringscheck; fietsen in een fietsstad als Utrecht met al zijn stoplichten, opengebroken kruispunten, drukke fietspaden en omgelegde fietsroutes: dat is alleen weggelegd voor de die-hard Utrechters, toch?
Aangezien het een tropische dag was en ik Portugezen tamelijk relaxt inschat als het om bewegen in warm weer gaat, had ik een gezellig bijklets-fietstochtje in gedachten. We hadden ook geen haast, we hoefden niet op een bepaalde tijd in de stad te zijn. Het etentje met collega’s stond pas later die avond gepland.
Je begrijpt, niets is minder waar. Bij het verlaten van ons kantoor, fietste hij er al als een haas vandoor. Op z’n omafiets met terugtraprem nog wel, Hollandser kan het niet.
Ik dacht, dit is eenmalig. Maar gedurende de rit begonnen mijn oksels steeds meer te klotsen en reed ik meer achter hem aan dan ernaast of voor hem uit. Het zou het eerder andersom moeten zijn, toch? Ik werd er gewoon compleet uit-ge-fietst. Hij crosste door rood, reed door oranje zonder omkijken (naar mij) en stuurde alsof hij de koning zelf was en dat leek hem geen enkele moeite te kosten. Ik verbaasde me erover dat hij in die zes maanden dat hij in Utrecht woont, slechts één keer een aanrijding had gehad.
Omdat hij licht humoristische insinuaties van mij tot langzamer fietsen niet leek op te pikken, gooide ik denkbeeldig mijn bezwete handdoek in de ring; niet zeuren, maar met een glimlach blijven doortrappen. Van hard werken is niemand doodgegaan.
Ik overdrijf de boel natuurlijk wel een beetje, maar serieus, deze jongen is met oranje vlag en wimpel geslaagd voor zijn Hollandse fietsexamen. Of misschien beter gezegd, doorgeslagen.