Niks in het vooruitzicht
Het is nog vroeg op de middag. De zon brandt fel en ik zit achterop bij mijn vriendin. Mijn armen heb ik stevig om haar middel geklemd. Ze trapt hard en ik voel dat ze er behoorlijk van zweet. Ik zit niet helemaal comfortabel en telkens wanneer mijn vriendin naar links of rechts kijkt, zwiept haar paardenstaart in mijn gezicht.
‘Gezellig hè?’ Mijn vriendin draait zich om en ik kus haar snel op haar wang zodat ik geen ‘ja’ hoef te zeggen. Ik heb een hekel aan fietsen. We worden vrijwel continue aangekeken, waardoor ik me behoorlijk ongemakkelijk voel. Er klopt iets niet aan jullie, lijken de mensen om ons heen te willen zeggen. Een jongen die bij zijn vriendin achterop zit, is kennelijk een vreemde gewaarwording.
Daarnaast geeft doelloos fietsen me altijd een vervelend, leeg gevoel vanbinnen. Ik wil ergens naartoe als ik op de fiets zit. Mijn vriendin vindt dat belachelijk, volgens haar geeft niks in het vooruitzicht hebben juist het ultieme gevoel van vrijheid. ‘Kijk toch eens om je heen’, zegt ze dan. ‘Kijk toch eens wat voor moois het leven te bieden heeft.’ Ik kijk om me heen. Er komen inderdaad verschillende soorten auto’s voorbij, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat alles verder hetzelfde blijft.
Ik ga nog iets dichter tegen mijn vriendin aan zitten en voel mijn hartslag tegen haar rug weerkaatsen. Ik buig mijn hoofd. Misschien ligt het ook wel gewoon aan mij. Misschien ben ik wel een pessimist geworden. Mijn vriendin doet zo haar best om er iets van te maken. Van zichzelf, het leven en ons. Toch kan ik me blijven afvragen of er nog wel leven in ons zit. Ik staar naar de trappers, die op en neer blijven gaan. Mijn vriendin trapt fanatiek door. Waarom heb ik dan toch het idee dat we stilstaan?
Een zwiepende paardenstaart doorbreekt mijn gedachten. Ik haal diep adem. Mijn vriendin heeft niet in de gaten dat ik mijn armen van haar middel laat glijden. Dit is het moment om haar los te laten. Ze trapt gewoon door terwijl ik afstap. Ik kijk naar mezelf in de spiegelende etalageruiten van de sportschool en laat mijn blik afdalen naar de ronddraaiende, roze sportschoenen van mijn vriendin. Waar waren we in godsnaam ook mee bezig? Ik heb een hometrainer altijd een gek ding gevonden.