Bijdraaien
Soms moet ik terug, rustig aan in zijn achteruit.
Ondertussen kan ik achterom kijken, om te waarderen waar ik ben.
Wanneer het weer tijd is voor een oppepper, weet ik wat me te doen staat.
Ik richt me op het licht, en voel me verlicht.
Dat is een kunst, die ik steeds meer beheers.
Nu ja, meer een noodzaak.
Zo nu en dan lijkt het alsof ik in een trechter vol vloeistof ben gevallen.
Alles trekt aan me, en kan ik doen wat ik wil, maar kom er nooit droog uit.
Uiteindelijk word ik uitgetuft, en lig daar gekneusd.
Pas had ik zo’n dag.
Het begon al bij de ochtendkoffie.
Ik probeerde tegelijkertijd de dieren te voeren, de vaatwasser uit te ruimen en ontbijt te maken.
Deurtjes stonden jammerlijk open.
Met een klap en een bult kwam ik op de bank te zitten.
Ik bedacht me dat het niet mijn dag zou zijn.
En natuurlijk, zoals het een vicieuze cirkel betaamt, kreeg ik gelijk.
Struikelen over een denkbeeldige stoeptegel.
Zwaaien naar een volstrekt onbekende.
Een haar willen epileren om dan keihard in je vel te knijpen met de pincet.
Een rode sok in je witte, eh roze was.
Zo’n dag was het.
Vervolgens gaan mijn gedachten met me aan de haal.
Het huis is eigenlijk erg klein, en zonder tuin.
Ik ben toch best wel dik, en mijn huid erg onrustig.
Ik ben niet waar ik wil zijn, qua status.
Al zou ik dat nooit toegeven natuurlijk, want het draait toch zeker niet om aanzien.
En dan kijk ik naar de zonnebloemen van de supermarkt.
Hoewel de zon scheen vandaag, laten ze stuk voor stuk hun hoofdje hangen.
Ik probeer ze nog op te peppen, maar tevergeefs.
Hoe kan het ook anders.
Je kunt dan wel een zonnebloem zijn, er moet wel licht schijnen om je er naar toe te kunnen draaien.