Slim Kerrigan
Ik zit mij wat te vervelen. Mijn Wordfeud-tegenstanders zijn al naar bed en het zou voor mij ook beter zijn naar boven te gaan, maar ik zit nog wat te pielen op mijn telefoon. Je ziet tegenwoordig iedereen op zijn telefoon kijken. Het gewone leven legt het af. Maar goed, ik kijk even op de kaart naar de N247, waar vanmiddag een ongeluk gebeurde, waardoor ik in karavaan door Zunderdorp en Zuiderwoude naar huis moest rijden. De weg is weer vrijgegeven.
Ik zoom uit en zwerf over Nederland en de wereld. Ik vlieg naar New York en bekijk de stad en het Vrijheidsbeeld in een flyover-tour, want Piep wil heel graag met ons naar New York. Prachtig, wat mooi dat dat toch allemaal kan tegenwoordig, mijmerde de oude man. Ik ga naar Vancouver, want daar woont mijn broer tegenwoordig in de buurt. Ook een mooie stad, maar voor mij zonder herinneringen. Ik zie het Queen Elizabeth Park, Science World, een soort Nemo, en het Vancouver Museum. Dan is hij daar opeens: Slim Kerrigan (op z’n Frans uitgesproken). Hij is de held uit een boekje wat ik in 1970 voor mijn Mulo-examen heb gelezen. Slim reist met een hondenslee door Alaska en ontmoet een man die hem vertelt dat hij een moord gepleegd heeft en dat daar nu iemand anders voor veroordeeld is. Hij is stervende en vraagt Slim een brief met zijn bekentenis te brengen naar de voor de moord veroordeelde man in, jawel, Vancouver (uitspreken op z’n Frans: Vangkouvèr). De man sterft en Slim gaat op weg. Afijn, volgt een hele spannende reis, maar het komt allemaal goed en de veroordeelde man wordt vrijgelaten en Slim trouwt met Daisy die hij onderweg heeft ontmoet.
We lazen het boekje gezamenlijk in de vierde klas in de lessen Frans van mevrouw Kriek. Mijn broer kan haar zich ook nog wel herinneren. Ze werkte samen met haar man op de Mulo en ze kwamen ’s morgens vroeg in een witte Opel Rekord naar school, behalve wanneer ze ruzie hadden gehad, dan kwam hij op de fiets. Hij kon in de klas geen orde houden en zijn lessen liepen dan ook vaak uit de hand, totdat zij binnenkwam: ‘Herman! Herman! Denk aan je hart!’ en ons getergd tot de orde riep want zij kon het wel. Ja, dat waren nog eens jaren.