Ook in Groningen is de politie je beste vriend
Versierde straten. Lichtjes in de tuinen. Een optocht door het dorp. Wedstrijden op het sportveld. Spelletjes voor de kinderen. Muziek in de feesttent. Elke dorpeling zal dit herkennen: de Jaarlijkse Feestweek. Het halve dorp is uitgelopen om mee te doen, de andere helft is vrijwilliger. Rondom het dorp aan het eind van elke straat staat een hek. Voor het hek staat een man met een verkeersregelaarsvestje aan. Niet dat hij iets te regelen heeft. ‘Niemand doorlaten’ is zijn opdracht.
Probeer daar maar es naar binnen te komen als artiest. Dat lukt je bijna niet. Ook al zwaai je met je contract. Ook al wijs je naar de handtekening van de organisator. Ook al gooi je al je charmes in de strijd. ‘Niemand doorlaten’ is zijn opdracht.
Ik hoor de lezer denken: dan bel je toch de organisatie? Maar nee, deze anekdote stamt uit het pre-mobiele telefoon tijdperk.
Het verhaal speelde zich af in een dorp in Oost-Groningen. Ik was daar geboekt om mijn slangenshow op te voeren. Ook hier stuitten mijn roadie en ik op een hekwerk, dat de toegang tot het dorp versperde. Voor het hek stond een mannetje met klompen aan en een pet op. We legden vriendelijk uit dat we naar het podium moesten. Maar de man zei kortaf:
“Onmeuglijk”.
Hij wees naar de berm en zei:
“Joe kenn’n joen woag’n doar neerzett’n en din verder sjaauw’n.”
Na enige tijd verloor mijn roadie zijn geduld en raadde de man in duidelijk taal aan om ons onmiddellijk door te laten. En ik kwam met mijn aloude troef:
“Ik heb levende slangen bij me en die worden te warm in een stilstaande auto, dan worden ze wild”.
De man keek wat bedenkelijk, haalde heel kalm zijn walkie-talkie te voorschijn en begon een heel verhaal in dat ding te prevelen. In het plat-Gronings. Nu ben ik zelf ook een Groningse, maar hier verstond ik niks van. Het enige verstaanbare woord dat we een paar keer opvingen was: politie. Ik dacht: Hè? Belt hij de politie? Zo brutaal waren we toch ook weer niet geweest?
Even later arriveerde er inderdaad een politiewagen. Mét zwaailicht. O jee, dacht ik, nou zullen we het hebben. De politieagent draaide zijn raampje naar beneden en zei:
“Rie moar achter mie oan”.
Het mannetje zette het hekwerk opzij en tikte tegen zijn pet als groet. En daar reden we door het dorp, achter de politiewagen met zwaailicht aan, die als escorte voor ons uit reed. Dwars door de mensenmassa naar het podium. Ik voelde me toen heel even een echte diva.
En zo zie je maar: ook in Oost-Groningen is de politie je beste vriend.