Ondervragingsoefening
A: Mevrouw Janssens, Hoe kwam u bij de eerste signalen dat er iets
niet goed zat ?
B: Ik kreeg het persoonlijk van de heer Adema te horen. Hij gaf mij
tijdens een lunchpauze duidelijk aan wat er mis was.
A: Weet u nog wanneer dat was ?
B: Jazeker. Dat was op vrijdag 24 april jongsleden, om precies
12:30uur in restaurant: ‘Le Cara Dora’, in de Van Hagenstraat.
A: Wat hebt u met die informatie gedaan ?
B: Appen leek me op dat moment niet zo geschikt, maar terug op het
werk, mailde ik het natuurlijk direct door aan mijn baas.
A: En hoe ging dat toen verder ?
B: Aan het eind van diezelfde middag om 15:30uur stapte m’n baas
mijn werkkamer binnen. Ik had net m’n PC afgesloten.
A: En wat deed hij toen ?
B: Hij deed de deur dicht, en zei me: ‘Zeg eens mevrouw Janssens. Dat
mailtje van u, die heb ik nooit ontvangen, hé. Begrijpt u’ ?
A: Mevrouw Janssens. We stoppen even. Ik vraag me af of het nu goed
is wat u doet ? Brengt u met uw te open houding nu niet uw baas in
discrediet- en als dit verder naar buiten komt ? Dan zal me dit toch
ook een hele hoop gedoe geven. Dat wilt u toch eigenlijk niet ?
B: Ja, maar u vraagt mij hier allemaal om. En dan vertel ik de waarheid
A: Tsja, die waarheid. Maar u weet toch ook wel dat als men met de
waarheid aankomt, het altijd hommeles wordt ?
Laten we nu eens opnieuw beginnen, waarbij ik er van uitga, dat u
het nu wél begrijpt.
B: Het lijkt mij moeilijk. Maar als het zo moet, probeer ik het maar
A: Mevrouw Janssens, Hoe kwam u bij de eerste signalen dat er iets
niet goed zat ?
B: Signalen ? Die kregen we nooit. Nuja, het snerpende fluitje van de
baas als het einde lunchtijd was, zo’n fluitsignaal wel natuurlijk.
A: U kreeg geen documenten waaruit conclusies te trekken zouden
zijn- of schreef u misschien zelf ook stukken ?
B: Stukken ? Hmmm, bij mijn weten vonden m’n mannelijke collega’s
wel dat die er nogal veel rondliepen op het werk.
A: Maar van Adema dus geen stukken met, noem het verschrijvingen ?
B: De heer Adema, zegt u ? Adema ? Hmm, komt me onbekend voor
A: Info laat zien dat u lunchte met Adema op vrijdag 24 april 12:30uur
B: Onwaarschijnlijk. Ik nam altijd brood mee voor lunch op het werk.
A: Een gesprek met heer Adema kunt u zich dus niet herinneren ?
B: Nee, nu ik erover nadenk, die naam zegt mij niets.
A: Kijk mevrouw Janssens, zo gaat dit toch al een heel stuk beter.
* Noot: weet dus altijd wat- en hoe je het zegt…….