Maar we leven nog
Baard! Baarden!!!
Ik heb de puzzelpagina opgeslagen. De pen in de aanslag. Alleen, mijn aandacht wordt getrokken door twee baarden. Twee baarden die net als ik voor in tram 9 zitten.
Terreuraanslag – chaos – maatregelen
De baarden zitten zwijgend naast elkaar. Die het dichtst bij me zit, heeft de langste baard. Die komt tot ver op zijn buik. Af en toe trekt hij hem in een punt. De man heeft een wat mat gezicht. Ramadan! De baard naast hem is kort en wipt op. Zijn gezicht is meer Afrikaans.
‘Ik wil sterven voor Allah’? Hebben ze een bomgordel om? Hebben ze missieplannen? Gaan we zo de lucht in? Belachelijk dat ik dat denk! Waarom ga ik mee in het nieuws? Door de media ge-info-meerd of opge-hit-st? Ik ben op weg naar mijn krentenbollendeal op de Hoefkade. Maar zij, wat gaan zij doen?
Doorgaan met woord-zoekers! – Ach, ik heb de paardensprong nog niet gemaakt.
Natuurlijk! Op weg naar de moskee op de Fruitweg?! Ik had het kunnen weten. Maar nee… De Afrikaanse baard zegt iets op gedempte toon tegen de lange baard. In het Engels of het Arabisch? Ze stappen uit bij het Hollands Spoor. De tram rijdt rustig verder. De baarden blijven op het perron staan.
Twee krentenbollen stillen mijn maag. Als ik in Scheveningen uitstap, schrik ik. Uit een zijstraat komt een politieauto. Met blauw zwaailicht. En tien meter verder komt met grote snelheid een tweede politiewagen aan. Ook met blauw zwaailicht. Oei! Ik blijf stokstijf staan. Waar moet die politie zo snel naartoe? Een… Ik loop richting huis…
Die baarden? De televisie! Krantenkoppen! Een ingelast nieuwsbulletin?
“Dag buurman, ik heb u al een tijdje niet gezien. Toch niet ziek geweest?” Ze is met haar rollator gestopt. “Hoe vindt u dat nou… die aanslagen…?“
Ik aarzel even. Een discussie? “Ïk ben blij dat ik die ontzettend hete dagen overleefd heb. En nu dit vreselijke regen!”Ik veeg even over mijn neus. “Voor de vierde keer verkouden. Maar we leven nog…”