Tweespraak: Vakantie
Heb jij je vakantie al geboekt ?
Nee. Ik blijf deze zomer thuis
Aha, juist. Ik begrijp het: je bent al geweest ?
Nu ja, wat heet geweest, in februari weekendhuisje
Heb je dan verder geen vrije dagen meer over, dan ?
Genoeg, ik neem ze ook wel op, maar blijf thuis
Thuis ? Wat moet je nu thuis doen ? Of is het geldgebrek ?
Nee, het geld is er wel, dat is geen probleem.
Nou, wat is er dan aan de hand ?
Ach, ik hoef niet zo nodig, en hier is genoeg te doen ook
Jà, eigen huis, weet ik. Maar daar blijf je toch altijd mee bezig ?
Met kleine zaken ja. Nu zet ik de tuin op z’n kop en schilder het huis
Is daar in de weekends niet genoeg tijd voor. Je werkt toch vier dagen ?
Ja maar vrijdags doe ik altijd zomaar wat, zonder resultaat.
Aan het einde van zo’n vrijdag is er dus niets gebeurd ?
Er gebeurd wel wat, maar het is in concreto altijd moeilijk vast te stellen
Is dat geen verloren tijd. Kun je niet beter weer vijf dagen werken ?
Neen, ik heb dat lege rondscharrelen op zo’n vrije dag nodig
En je vrouw vindt het allemaal prima ?
Die weet niet beter
Stuurt ze niet aan. Kan ze geen taken voor je verzinnen ?
Heeft ze afgeleerd. Doet ze dat ? Dan gebeurd er niks meer
Maar er gebeurd sowieso toch al niks, als ik je zo hoor ?
Nou, alleen niet op die vrije dag, dan klooi ik gewoon wat aan
Ik zou er gek van worden. Hoe is het met je vrouw ?
Die boekt per definitie een maandje Gran Canaria, Spanje
En dan ga jij in die vakantietijd de tuin omspitten en schilderen ?
Heb ik me voorgenomen. Maar als ik er gek van wordt, ben ik zo weg
Dan vlieg je je vrouw toch nog achterna ?
Als het te gek wordt, zit ik in Spanje voordat ze het in de gaten heeft
Stel dat je haar daar betrapt met iemand anders ?
Neen, zo is ze niet. Ze zegt altijd: aan mijn lijf geen polonaise.
In dat geval zou ze misschien juist jou wel kunnen betrappen ?
Mwah, we kunnen samen door een deur. Dat maak ik niet kapot
‘t Kan je overkomen, hé ? Zo’n schone Spaanse ?
Oké. Je hebt me overtuigd. Ik blijf thuis