Strandgaper

Leoniepas 19 mei 2017

Wij kunnen nog geen spreeuw van een merel onderscheiden. Nitwits zijn we wat flora en fauna betreft. Die tekortkoming wilden we onze kinderen besparen. Dus planden we een leerzame waddenexcursie op Ameland. We verzamelden om 14.30 uur op het strand, bij laag water. Een gemêleerd gezelschap. Iedereen had er zin in. Op één man na. Die stond een beetje achteraf. Te gapen. Als enige droeg hij geen rubberen laarzen, maar splinternieuwe sportschoenen van zilvergrijs nylon met witte neuzen. De gids heette Bert. Een opgewekte bebaarde man in groene outfit. Hij zette zeewaarts stevig de pas in. Wij volgden, soppend door geultjes, slik en mosselbanken. Mijn kinderen lachten om de gaper. Die maakte rare sprongen van zandribbel naar zandribbel om zijn schoenen schoon te houden.
“Kijk”, zei Bert, “aliekruikjes, zandwormen, Japanse oesters, zeedruiven, haarkwallen en keverslakken.”
Wij keken. De man gaapte. We pakten zeepieren vast tot de handen geel zagen.
”Jodium. Gaat vanzelf weer van je handen. Over een week of twee…”, zei Bert. Toen moesten we gaatjes zo breed als een vinger in de zeemodder zoeken. Daar diepte Bert met een spade een énorme langwerpige mossel op.
“Vooral de dames even opgelet!”, grapte hij. Iedereen hing aan zijn lippen toen hij met zijn vinger langs de schelprand wreef. Plotseling rees een langwerpig, vleesachtig ding uit de schelp omhoog. Wel 20 cm lang. De dames giechelden. De heren zwegen.
“Dit is een sifo; daarmee neemt deze strandgaper voedsel op en voert afvalstoffen af.” Strandgaper: echt, dat zei Bert. Mijn ogen zochten die andere, met dure sportschoenen. Die stond – zowaar geïnteresseerd – voorover gebogen vooraan.
“Tik maar eens tegen de sifo”, zei Bert tegen de nieuwsgierigste dame. Meteen verschrompelde het ding en spoot een goor straaltje water uit de schelp. Precies op de zilveren sportschoen van de gaper.
Toen het water vrij snel opkwam, namen we de kortste weg door de pierenbadjes richting de kust. Ik voegde mij bij mijn kinderen, die rode wangen van inspanning hadden.
“Vreemd, hè, dat lange ding!”, zei ik om te peilen of ze wel wat hadden opgestoken.
“Zie je dat? Zijn schoen blijft in de modder steken!”, zei mijn zoon.
“Lachen!”, lachte mijn dochter. “De gids vroeg net al fijntjes of zijn nautical sportive shoes goed bevielen”.
Zucht. Het was als die keer in Artis, toen toch echt het musje dat een kruimeltje van hun broodje oppikte stukken interessanter was dan de exotische diersoorten waarvoor we kwamen.