Ook al was het maar voetbal…
‘Giulia, kom jij is even naar binnen.’, hoorde ik 2 april door mijn oortje. Terwijl ik naar binnenliep gingen mijn gedachten alle kanten op. Ik zal de kinderpannenkoek wel weer hebben aangeslagen voor een volwassene, iets waar de keuken mij al maanden om kan schieten.
Eenmaal binnen aangekomen werd het mij al duidelijk. Het was af te lezen aan de gezichten van mijn collega’s. Zo’n gezicht dat je trekt wanneer je vals speelt tijdens een potje kaarten. ‘Ajax-Feyenoord 2-1! Dag Rotterdam.’ Als een boer met kiespijn liep ik weer naar buiten. Ik moest weer aan het werk.
Vertrouwen in mijn ‘kluppie’ heb ik nooit verloren. Sterker nog, mijn vertrouwen is door de jaren heen gestegen. Ik werd inwoner van Amsterdam, ging er studeren en werken: Iets wat sommige Rotterdammers als risicovol zouden omschrijven. Of iets wat sommige Rotterdammers als overlopen zouden zien. Maar ik werd er juist een trotsere Rotterdammer van.
‘Ik ben Giulia, ik kom uit Rotterdam en ik ben voor Feyenoord.’ werd mijn openingszin de laatste jaren. Ze moesten mij daar maar gewoon nemen zoals ik ben, want je kunt het meisje wel uit Rotterdam halen, maar Rotterdam niet uit het meisje.
Daar waar ik 17 jaar geleden leerde op de ‘pot’ te zitten, begon Feyenoord het te verleren. We hebben simpelweg 17 jaar lang flink naast de pot gepist. Of op zijn Rotterdams gezegd: Naast de pot zitten te zeiken. 17 jaar lang hebben we moeten kijken hoe andere teams er met de schaal vandoor gingen. 17 jaar lang heb ik geroepen ‘Ach jongens, het is maar voetbal!’ Tot de 38e seconde van de wedstrijd Feyenoord-Heracles. Hier veranderde alles.
‘Dirkie, Dirkie, Dirkie Kuyt.’, zongen we uit volle borst mee. Het schot, de bal in de linker kruising, de ontlading… Dit was fantastisch. Dit was mijn Feyenoord. En het was vooral nog maar de eerste minuut.
Het tweede en derde doelpunt (van wederom ons Dirkie Kuyt) werd het bewijs van de saamhorigheid in de stad. We vierden feest als nooit tevoren en deelden samen dezelfde emoties. Het was prachtig.
Ik ben een trotse Rotterdammer. Dat heb ik dit weekend meer dan ooit gevoeld. En hoewel ik hard mee lalde met ‘Helemaal niets, helemaal niets, helemaal niets in Amsterdam!’ fiets ik deze week gewoon weer over de grachten, naar de studie of naar werk, en zal ik 24 mei Ajax aanmoedigen wanneer zij de finale van de Europa League spelen, want het is en blijft gewoon maar voetbal…