Memento Mori
Als je klassiek bent opgeleid weet je veel troep. Althans, je denkt dat het troep is. Is het niet altijd zo? Iets zonder waarde op het eerste gezicht, blijkt later meer dan waardevol.
Deze gedachten stormen in m’n hoofd, terwijl ik langs een leeg huis loop. Achter het raam is het kozijn vol knuffels maar niemand is thuis. De oma die altijd naar me zwaaide als ik langsjogde woont er niet meer. Ze is niet verhuisd. Ze was ziek en het was haar tijd.
De buurt wist het al een tijdje, en het was dan ook geen verassing maar wel een schok.
Ik kende haar niet goed, totaal niet eigenlijk, maar zolang als ik in de straat woon, was zij er ook.
Van achter het glas, kijkt een plouche tijger naar me. De zon schijnt op m’n armen, en ik denk aan de laatste keer dat ik de oma op straat zag lopen. De zon scheen niet, volop schaduw, passend, want vanwege haar kuur mocht ze niet de zon in.
Ik beschouw dat. En drink de zon in. Knik.
Waarom doe ik dit?
Memento mori. Herdenk de doden.
Mijn klassieke opleiding galmt door mijn hoofd.
Griekse filosofen uit de Oudheid stonden elk ochtend op, te mediteren op hun dood. Na een grote overwinning lieten Romeinse generalen zich bezwepen, rijdend op strijdwagen, door een slaaf achter hen, terwijl de slaaf zei: Je bent mens. Ook jij kan verliezen. Zal verliezen. Zal sterven. In de Middeleeuwen waren ze echt weg van het memento-mori-gebeuren. Tijdens de Verlichting meer van de meer bekende, verwante term.
Carpe diem. Pluk de dag.
Ik knik, sta stil, neem het tot me.
Het is niet alsof ik nog nooit op een begrafenis ben geweest. Niet alsof tragedies NIET elke dag op het nieuws zijn.
Sterfte is niet nieuw.
Toch vind ik het vreemd. Vermoed dat het te maken heeft met het ouder worden.
Je gaat dingen meer waarderen. Het leven meer waarderen.
Eerst zonder waarde. Later meer dan waardevol.
Mensen zeggen altijd, het leven is kort. Maar dat is dan ook alles wat ze doen. Zeggen. Ze gedragen zich er dan niet naar. Ze doen niet alsof het leven kort is. Ze gaan gewoon door de moties van alledag, zonder de giften van het leven te waarderen.
Ik ben een van ze.
Maar voor die ene seconde denk ik: Herdenk de dood. En pluk de dag.
En de zon giet een pad van licht voor me uit. Ik begin te rennen. En voor de laatste keer kijk ik over mijn schouder. In het oog van de tijger. Iets fonkelt. Draai weer om, begin te rennen. Vooruit.