Het Blijft Nederland
Als braaf student neem ik elke dag de Intercity van ’s-Hertogenbosch naar Utrecht. Gezien het feit dat mijn vader niet in de Quote 500 staat en ik helaas de Lotto nog niet gewonnen heb (een student mag hopen) kan ik me een bezemkast in Utrecht helaas niet veroorloven.
Utrecht is verleidelijk om haar betoverende grachten, buitensporige nachtleven, overvolle UB – Universiteitsbieb voor de burgers (niet studenten) onder ons – en Broodje Mario. Vooral Broodje Mario.
Maar goed, de trein naar Utrecht dus… Zoals menig forens je kan vertellen begint het uitzicht van hetzelfde traject enigszins te vervelen na de vierhonderdste keer. Waar sommige mensen zich zullen verdiepen in hun smartphone, kiezen anderen er echter voor om mensen te gaan spotten, zij het uit interesse of uit nieuwsgierigheid. In mijn geval, wanneer je zo slim bent om je telefoon vergeet op te laden, was mensen spotten de enige optie.
Op een wondere (lees: helse) maandagochtend ga ik tegenover een man van Indiaanse(of Indiase) afkomst zitten. Dit is geen stereotypering, ik verwacht namelijk niet dat een Japanner een rode stip op zijn voorhoofd heeft. Zijn traditionele kleding en tulband geven hem een exotisch en mystiek uiterlijk.
Terwijl deze oude man gefascineerd het voorbijschietende landschap bewondert begin ik mezelf vragen te stellen. “Hoe moet zijn wereld eruitzien? Hoe vreemd moet Nederland wel niet lijken?”, “Wat doet deze man hier in het kleine Nederland?” en “Spreekt hij überhaupt wel een woord Nederlands?”
Mijn gedachten slaan op hol met exotische beelden: mannen op olifanten, wijze monniken die dagen achtereen mediteren, vreemd en pittig voedsel en overbevolkte steden vol geuren en kleuren. Zou deze man een mysticus zijn, hier om verlichting en wijsheid te verspreiden? Of misschien is hij hier om werk te zoeken en zijn familie te helpen.
Een paar minuten van Utrecht Centraal gaat zijn telefoon af. Ik spits mijn oren, ik wil dolgraag iets opvangen van de vreemde taal die deze man ongetwijfeld spreekt. Hij zet zijn iPhone aan zijn oor en begint het gesprek:
“Hey Sai, ik zit nu in de trein naar Amsterdam. Ik was van plan om nog even vlug langs de shop te gaan. Moet ik nog iets voor je meenemen?”
Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. Ondanks zijn uiterlijk en kleding is de man zo Nederlands als ik. Geen olifanten en curry voor deze man maar frikadellen en drop. Het blijft Nederland, natuurlijk.