Mijn opa opgesloten

‘Ja, hallo?’, zegt een snerpende stem door de intercom. Samen met mijn vader ben ik al in het bejaardentehuis en hoef ik nog maar één deur door om mijn opa weer gedag te zeggen. ‘Voor meneer Schippers’, zeg ik kort maar krachtig. Opa zit in zijn rolstoel en drinkt een kopje koffie met mijn oma in de gezamenlijke woonkamer. Mijn oma bezoekt hem elke dag. Zij woont nog wel in het huis waar ze vroeger samen de kinderen groot hebben gebracht. Het zorgen voor opa werd te zwaar, hoewel hij zo licht als een veertje is. Het scheelt dat hij nu een te grote blouse aan heeft, anders zou je zien dat zijn buik samenvalt met zijn ruggengraat. Ik bied hem nog een koekje aan.
Met zijn vieren praten we over wat opa die dag gedaan heeft. Stiekem om zijn geheugen te testen, maar daar is op dit moment niets mis mee. Hij vertelt wat er eerder vandaag gebeurd was: ‘die lieve mevrouw’. Hij maakt een bolletje van zijn hand en houdt het voor zijn neus.
‘Is Evelien weer geweest?’, vraagt oma.
‘Ja, gezellig gepraat.’ Ik zie Evelien aan de andere kant van de gemeenschappelijke woonkamer. Het is een vrouw van in de zestig, met een kleurig pakje aan en een rode neus op. Ze zit op haar hurken bij de rolstoel van een slapende bejaarde vrouw, ze aait haar hand en fluistert in haar oor. Ik krijg er de kriebels van. Dan komt ze ineens, volledig in haar rol, naar ons toe gelopen. Oh alsjeblieft zeg, wij zijn nog niet bejaard.
De clown vertelt wat opa die middag tegen haar heeft gezegd. Op een zeer neutrale toon, niet verwijtend, niet verontrustend. Ik had de woorden niet verwacht, maar altijd gevreesd: “Ze hebben mij hier opgesloten om van me af te zijn”. We zijn alle drie verstijfd van verbazing en kijken schuldbewust voor ons uit. “Maar je zei toch dat je het wel fijn vindt hier?”, vraagt mijn oma hoopvol. Opa mompelt wat onverstaanbaars. We vragen niet verder, maar toch blijft het knagen.
Als mijn vader en ik met een gebogen hoofd het bejaardenhuis uitlopen zegt hij ineens: “Als het zo ver komt met mij Zoë, geef me dan maar een spuitje”. Mijn hart slaat één slag over en mijn adem zit hoog, maar ik geef hem gelijk. Wij zijn niet bang om dood te gaan, maar om oud te worden.