De Ondergang van Originaliteit
Toen ik voor het eerst op deze middelbare school kwam, als een kleine, irritante brugpieper, was ik heel onzeker. Onzeker over wat ik moest doen, onzeker over hoe ik vrienden moest maken. Onzeker over verwachtingen die mensen van me hadden, die de daaropvolgende zes jaar mijn leven zouden beïnvloeden, in de mate dat ik met tranen in mijn ogen op de wc, een klein, donker, benauwend maar veilig hokje, zou zitten, aan het nadenken of dit echt mijn leven was. Mijn leven. MIJN leven. Ja dit is mijn leven en dit leven is van mij. Maar wat betekent dat als alles wat ik doe, wat ik vind, hoe ik eruit zie ga aanpassen om te voldoen aan die verwachtingen van de mensen om mij heen? Het voelt alsof mijn gedachtes en mijn acties zich om me heen sluiten, me verstikken en me leeg achterlaten. Mijn gedachtes, in mijn hoofd, waarvan ik bang ben dat ze raar of eng zijn. Ja hallo, het is mijn hoofd, niet het hoofd van de maatschappij. Waarom zou ik niet mogen denken wat ik denk alleen maar omdat andere mensen iets anders denken? Wat is dit voor onzin?
Wij mensen, ja, ik zeg wij, want onbewust ben ik ook heel oordelend, zijn bang. We zijn bang dat we niet geaccepteerd worden zoals we zijn, we zijn bang dat we er alleen voor komen te staan en achtergelaten worden. Dus we veranderen wie we zijn. We zijn niet meer origineel, we zijn niet meer uniek, we zijn niet meer raar. En dat omdat we bij elkaar willen horen.
Wat mij dan laat denken; kun je niet bij iemand horen als je totaal verschillend bent? Het is toch geweldig om iemand te hebben die je eens laat nadenken, die een anderperspectief heeft, die niet meeloopt met de grote groep?
Maar nee, dat kan hier niet. Dat is toch raar? Daar is dat zinnetje weer. Wat je ook doet, je blijft het horen. We plakken overal labels op. Te klein, te lang, te lelijk, te lacherig, te raar. We proberen alles in een hokje te passen, maar die hokjes zijn te klein. Te klein voor alle geweldige dingen die iedereen in zich heeft, de dingen die we willen delen, de dingen waarom we samen kunnen lachen. Niet alleen zitten huilen in een donker wc-hokje, maar samen kunnen lachen om de dingen die ons vormen. Want niet kunnen lachen, dat is toch raar?