het verpleeghuis
Als wandel vrijwilligster bij een verpleeghuis kom ik voor de eerste keer bij mevrouw de Wit.Als ik kennis met haar maak zie ik een zware, imposante dame in een rolstoel. Haar benen doen het niet meer zegt ze, daarom is ze aan een rolstoel gekluisterd en ze zal voor de rest van haar leven in het verpleeghuis moeten wonen. Ik vind het fijn om buiten te zijn en mevrouw de Wit zegt dat ze wel met me mee wilt naar buiten.
Ze lijkt een lieve, oude dame. Maar ik merk dat ze twee kanten heeft, want ze is de baas van de afdeling, en gedraagt zich als een koningin. Sommige medebewoners zijn een beetje bang voor haar. Zo heeft ze een vaste plaats, hoewel dat officieel niet mag, maar o wee als iemand op haar plaats durft te gaan zitten. De afstandsbediening ligt voor haar, want alleen haar persoontje kan daar goed mee omgaan zegt ze, ook beslist ze wat er gekeken wordt en iedereen neemt dat van haar.
We wandelen twee jaar lang iedere donderdag ochtend. Ze vertelt me over haar kinderen en wat ze meegemaakt heeft in haar leven. Ze ziet me als een soort vertrouwenspersoon en ik luister naar haar, want ze heeft het niet makkelijk gehad in haar leven. We komen soms bekenden van haar tegen die vragen of we gezellig een bakkie gaan doen. Ik zou wel willen, maar mevrouw de Wit zegt dan keer op keer pinnig dat wij er geen zin in hebben. Een paar keer sta ik op het punt om te zeggen dat ik best zin in koffie heb, maar dan realiseer ik er voor haar ben en dat ik beter mijn mond kan houden.
Ze wordt ziek,ze heeft een tumor en er is niets meer aan te doen. Ik zie haar magerder worden, we wandelen niet meer. Ik zit nu op donderdag ochtend naast haar bed, ze heeft pijn en klaagt veel. Ik word er moe en een beetje depri van en ik besluit om wat minder te komen. Haar helemaal in de steek laten wil ik niet.
Dan sterft ze. Ik ga vanzelfsprekend condoleren. Alleen de oudste zoon (die trouw naar zijn moeder ging) ken ik. Hij bedankt me voor alles, dat geeft me een goed gevoel. Hij is aardig, de anderen begrijp ik niet. Waarom konden ze een wekelijks bezoekje niet opbrengen?