Een lekke rubberboot; stap jij in?
Met trillende handen zit je tegenover me. Ik denk dat je ogen bruin zijn, maar aangezien je onafgebroken naar het tafelblad staart weet ik dit niet zeker. Eén voor één spatten zoute druppels uiteen op het donkerbruine hout. Langzaamaan ontstaat er een klein plasje. In gebroken Nederlands vertel jij je verhaal terwijl ik zwijg in alle talen.
Negen jaar was je toen je werd weggerukt uit je moeders armen. Nog iedere nacht hoor je het geschreeuw wat had geklonken vanuit de hut waar drie mannen haar lachend naartoe hadden gesleept. Terwijl ze naar buiten liepen zag je één van hen zijn broek dichtritsen. Nooit heb je hem durven vragen of mama nog leefde. Over de daaropvolgende jaren vertel je niets dan gruwelijkheden. Afgehakte ledematen. Groepsverkrachtingen. Een regen van kogels die je hebt moeten afvuren. Dwars door hoofden, harten en stervende lijven. Jij praat en ik slik opborrelend maagzuur weg. Inmiddels heb je geleerd wat de term is voor het jongetje dat jij destijds was: een kindsoldaat.
Wonderwel lukte het je om te vluchten. Van plek naar plek, van land naar land. In donkere vrachtwagens, op gammele bootjes en met bloedende blaren op je gehavende voeten. Maar na vele jaren wachten blijk je ook in Nederland niet thuis te mogen komen. Opnieuw leer je een woord waar je nooit eerder van had gehoord: illegaal.
Nu zit je tegenover mij. Degene met wie je ‘maar eens moest gaan praten over alles wat je hebt meegemaakt’. Ik vraag me af hoe het in godsnaam kan dat mijn land jou geen veiligheid wil bieden. Hoe het kan dat er personen zijn die denken dat jij hier bent gekomen om te profiteren, om uit te buiten, om mee te liften op andermans succes. Welk weldenkend individu zou in hemelsnaam een duistere laadbak betreden, niet wetend of hij er ooit nog uit zal komen? Zou jij het doen; in een lekke luchtboot de oversteek naar Engeland wagen? Ik denk dat iedereen kan inzien dat geen mens zo’n groot risico zomaar neemt. En toch word jij elke dag opnieuw geconfronteerd met minachtende blikken en vernederende opmerkingen.
Misselijk van machteloosheid rond ik ons gesprek af. Ik wou dat ik meer voor je kon doen dan een slechts een half uurtje luisteren. Terwijl ik je een briefje met de daarop geschreven vervolgafspraak overhandig veeg jij je betraande ogen droog. Ze zijn groen. Zo zie je maar; dingen zijn niet altijd zoals je van tevoren had gedacht.