Zes glazen whisky
Het is Nieuwjaarsdag als ik het eethuisje binnen stap. Op 1 januari zijn er alleen blije gezichten te zien. Buiten raast een ijzige wind, binnen is het knus en warm. Iedereen glimlacht, we gunnen elkaar verse moed voor 2017. De tafels zijn feestelijk gedekt met een discrete oranje pluim tussen elk servet.
Ik zoek mijn plekje te midden van vele joviale Bourgondische eters. De geur van visschotels komt me tegemoet, te midden van een compleet kitscherig maritiem decor. Uit de babbels kan ik afleiden dat deze stulp ‘de goede keuken’ serveert. En méér heeft een mens soms niet nodig om 365 dagen in de ogen te kijken.
Ik screen de kaart, bestel een menu. Plots komt het gesprek aan een tafel vlakbij het raam me ter ore. Een groep van zes senioren viert Nieuwjaar in familieverband. Ze halen herinneringen van vroeger op: een dame uit het gezelschap onderstreept dat ze al 30 jaar als weduwe door het leven gaat. Het gezelschap knikt verbaasd: verdorie zeg, al 30 jaar? De tijd vliegt nogal!
Daarna gaat het over de familie, de kinderen, de kleinkinderen. En dan komen de huidige tijden ter sprake. Dat het allemaal snel moet gaan, van haast je rep je, en dat ze niet altijd begrijpen waarom.
‘Er is veel veranderd’, zegt een man uit het groepje. Hij herhaalt ‘veel’ nog drie keer na elkaar, tot iedereen knikt en instemt.
‘Niet dat het vroeger beter was’, gaat hij verder, ‘Maar toch. Toen konden we bijvoorbeeld nog eens een sigaar roken op restaurant. Die geur, daar word ik rustig van, weet ge. Maar ’t mag niet meer’, besluit hij weemoedig.
Het gezelschap beaamt. Knikt. Houdt beleefd de adem in. Even wordt het muisstil aan tafel. Maar de man herpakt zich, terwijl er zes erg volle glazen whisky tussen de borden worden neergepoot.
‘Weet ge waar ik ook rustig van word?’, vraagt hij aan zijn beperkte publiek.
De tafelgenoten schudden het hoofd. Ze hebben dit keer geen flauw idee.
‘Van een vrouw die naait of borduurt. Dat is het schoonste wat er is. En dat ziet ge ook nooit meer tegenwoordig.’
Ik ontwaar een kraakje in ’s mans stem. Ik zie hem naar buiten staren. De januariwind snijdt, wandelaars lopen kromgebogen voorbij het vensterraam. De zee buldert in de verte, de klok tikt en ik weet wat hij bedoelt: dat dingen van vroeger vervagen. Zomaar. Of dat ze doodgewoon verdwijnen uit het leven.
Van die sigaar op restaurant vind ik het eigenlijk best oké.
En van die bordurende vrouwen, ach…
Met zes glazen whisky kun je een en ander compenseren. Toch?