Tuincentrum
Vroeger, toen ik nog op een niet ironische manier een tuinbroek droeg, ging ik samen met mijn vader naar het tuincentrum: een glazen gebouw naast de weg, de parkeerplaats een stuk grint, geoptimaliseerd voor stationwagens waar dingen uitsteken. Binnen rook het naar kunstmest en vissenvoer. Het tuincentrum was gebied voor baardmannen. Ik wist heel goed dat ik er slechts werd gedoogd als aanhangig kind. Het baardstrijken voor verschillende tuinslangen en vijverfolies was het wachten waard. Op de dierenafdeling wachtten de inteelthamsters. Op zoek naar een zak potgrond voor mijn hipsterplant, stap ik na lange tijd weer over de drempel. Langwerpige bakken met viooltjes, geraniums, en obscure plantensoorten met besjes waarvan ik vermoed dat ik ze eerder heb gezien in een bleke hondendrol, vormen een vertrouwd decor. Vooralsnog geen potgrond in zicht. Aangrenzend bevindt zich een ruimte met rollen kunstgras, slakkenkorrels, en harken. De populatie baardmannen in deze ruimte is hoog. Wat ik op hun gezichten lees is echter niet de tevredenheid van een baardman die een rol kippengaas staat uit te zoeken. Je kunt hier dan ook geen snoeischaar bekijken zonder bijna te struikelen over het showmodel van een elektrische grasmaaier. Door de volgende deuropening sijpelt een chemische kersengeur naar binnen. De baardman naast mij snuift en gromt. ‘Lifestyle..’‘Lifestyle Eiland’ blijkt een op kleur geordende rollercoaster van decoballen en geurkaarsen. In het midden bevindt zich een theehoek. Ooit stonden hier tafeltjes waar de baardman kon genieten van een saucijzenbroodje en een papieren bekertje met koffie. Nu worden er ambachtelijke scones geserveerd, met James Blunt op de achtergrond. Babyboomers en kinderen buitelen over elkaar heen om samples van de blueberry-speculaaskruidenmuffin a 6 euro van een bord te graaien. Mijn adem verzwaart als er om de hoek wederom een enorm, dit keer beige, stijleiland opduikt. Als een woestijnreiziger zonder water versnel ik mijn pas langs borden die dicteren wat er met liefde in mijn keuken dient te gebeuren, leefkleden, decoklokken zonder wijzers. Net wanneer ik de reden van het bestaan begin te overpeinzen opent zich weer een nieuwe schuifdeur. De veilige haven van kamperplantenland. Daar vind ik dan eindelijk wat ik zocht: potgrond. Als ik heb afgerekend zie ik hoe ik direct via een tussendeur van de vijverfolie had kunnen oversteken naar de kamerplanten,een ecoduct voor de baardman: jammerlijk verdreven uit zijn natuurlijke habitat