Niet lullen, maar poetsen
Op een koude herfstachtige middag verlangt een door de stad sjokkend individu naar een warm broodje rookworst of een sanitaire voorziening, dus wandelde ook ik een warenhuis in. Een van de weinige, want zelfs zonder de krant te hebben opengeslagen valt het op dat de winkelketens het zwaar hebben. En dat zorgt bij vele topmannen voor koudwatervrees.
Uit angst overgenomen te worden door een Amerikaanse hoogvlieger die geen verstand heeft van Sinterklaascadeautjes, Blond-servies en Hollandse zuinigheid huren ze daarom andere Amerikaanse hoogvliegers in om de staafmixers en kaasschaven aan de huisman te brengen. Filmsterren bijvoorbeeld. Want alles moet op de schop. Terwijl ik op de roltrap stond beeldde ik me vlotte reclamemeisjes in die voor de gelegenheid hun eerste stapjes buiten de A10 hebben gezet om daar te brainstormen met het management. Geen latte’s met amandelmelk, maar uitsluitend pleur uit een filtermachine die nog stamt uit hun geboortejaar. Want, crisis. Onder dat genot wordt een reeks spotjes doorgesproken en kan de topman weer rustig ademhalen. Omdat wij nu allemaal, zo bedacht hij, de nieuwste winkels plat gingen lopen om ons vervolgens weer hip en herboren te voelen.
Waar menig winkelketen en warenhuis zweren bij een nieuwe look and feel, was er aan mijn toiletbezoek niets veranderd. Niets geen contactloos je halve euro dokken, maar een Rotterdamse toiletjuf met rood gestifte lippen die streng doch sympathiek haar tafeltje bemande. Als naïeve millennial werd mijn bankpas daarom met hoongelach ontvangen en moest ik diep in de buidel tasten. Letterlijk, want ik hoopte ver verstopt in m’n zak nog een verdwaald muntje te vinden. Terwijl ik zichtbaar moeite had kleingeld te vinden legde een man en passant zijn munten neer op het schoteltje en sjeesde naar binnen. “Ja, néé”, riep ze. Tierend schuifelde ze er achteraan. “Ja, wat boeien die twintig extra centen nou?”, hoorde ik de man snauwen, die waarschijnlijk al bezig was zijn kleine boodschap te doen. Maar gemaar werd niet getolereerd. “Ik mot ook een boterham eten”.
Onder wat getjongejonge kwam ze terug om mijn alsnog gevonden vijftig cent in ontvangst te nemen. “Dank je wel hè, lieverd”. We babbelden nog wat af, maar ze moest weer door. Er moest gepoetst worden, niet geluld. Eenmaal buiten was ik toch blij dat er ooit ergens is besloten de wc niet om te toveren tot een state-of-the-art piswalhalla. Die toiletjuffrouw met haar ‘natte t’ heeft namelijk totaal geen rebranding nodig.